Meneer E.D.R. werd geboren op 14 september 1936 en is in zijn slaap overleden op 26 februari 2025. De uitvaart vond plaats op maandag 3 maart 2025 in het Gedenkbos van Crematorium Heimolen in Sint-Niklaas.
Een dag voor de uitvaart van mijn eigen vader krijg ik telefoon van de begrafenisondernemer. Ik schrik en hoop dat nu toch geen onverwacht probleem opduikt? De man aan de lijn excuseert zich en zegt: 'Ik weet het, Frank, 't is een slecht moment voor je, maar er is maandag om 16 uur een Eenzame Uitvaart. Mocht je het, gezien de omstandigheden, niet zien zitten, zal iedereen daar alle begrip voor hebben.'
Ik slik en hoor mezelf zeggen dat het wel zal lukken.
De dag na mijn vaders uitvaart bel ik het nummer dat de begrafenisondernemer me heeft gedicteerd, het telefoonnummer van WZC De Plataan in Sint-Niklaas. Een vriendelijke dame staat me in moeilijk Nederlands te woord. Meneer E.D.R, of W.'je, zoals iedereen hem noemde, woonde in Plataan 4. 'Dit is Plataan 1, meneer.' Of de dame me even kan doorverbinden met Plataan 4? Nee, dat kan niet. Wel dicteert ze me moeizaam een gsm-nummer dat ik meteen bel. De zeer behulpzame personeelsleden geven me het nummer van een contactpersoon. Mevrouw S. Zij is de kleindochter van de vrouw met wie de eenzaam overledene in 1999 is getrouwd. Mevrouw S. vertelt me een deel van W.'jes leven, het deel dat zij heeft meegemaakt. Wat voordien is gebeurd weet ze niet.
W.'je was getrouwd geweest, had twee kinderen, een dochter en een zoon. Die zoon woonde samen met zijn vader in een huisje in Burcht. W.'je werd opnieuw verliefd en ging met de dame samenwonen. Op dat moment verbraken dochter en zoon alle contact, en hebben het nooit meer hersteld. In 1999 trouwden W.'je en de dame, en verkocht hij zijn huisje in Burcht.
'Mijn oma en hij waren écht verliefd', zegt mevrouw S. 'Zij was toen 70, schat ik, hij tien jaar jonger. Ze zijn zo'n tien jaar gelukkig samen geweest.'
Toen de oma van mevrouw S. overleed, zorgde haar dochter voor W.'je. Toen zij overleed, nam mevrouw S. die zorg over. Maar de kommernissen werden steeds groter, want W.'je kon almaar moeilijker voor zichzelf zorgen. Elke dag was er wel wat, en W.'je stelde voor dat mevrouw S., met zijn steun, een grotere woning zou kopen, zodat hij bij haar kon inwonen. Dus verhuisden ze van Linkeroever naar een huis in Temse. Maar de zorgen om hem werden steeds groter. Elke nacht moest hij minstens eenmaal verschoond worden, want W.'je was incontinent.
'En toen is hij in pakweg drie, vier, maanden tijd, helemaal dement geworden', zegt mevrouw S. 'Hij deed niet moeilijk of zo, maar het werd voor mijn ex-man en mij onhoudbaar om nog zelf voor hem te zorgen. Ik ben toen overal gaan aankloppen om hem een aangepaste thuis te bezorgen, maar overal liep ik met mijn kop tegen de muur. Uiteindelijk suggereerde onze huisdokter om W.'je onderaan de trap te leggen, de ambulance te bellen en te doen alsof hij gevallen was. Zo zou hij op spoed belanden en zou er wel een oplossing gevonden worden.'
Maar toen de ambulanciers arriveerden, bleef W.'je hardnekkig volhouden dat hij niet van de trap was gevallen. 'Die mannen hadden het zaakje zeker door, maar namen hem toch mee.'
En zo belandde W.'je een goed jaar geleden in WZC De Plataan.
Mevrouw S. vertelt dat hij een 'lieve mens' was, altijd goedgezind, deed niemand kwaad.
'Hij sprak Antwerps, maar niet Antwerps-Antwerps, hij had vroeger altijd een pijp in de mond en een petje op zijn kalende hoofd. Toen hij naar De Plataan verhuisde, was hij in paniek, want hij vond zijn petje niet meer. Ze belden me met de mededeling dat hij elke dag wel twintig keer om zijn petje vroeg…'
Op mijn vraag of mevrouw S. nog dingen over W.'je weet, antwoordt ze: 'Hij moet in de jaren zeventig veel rondgereden hebben met een koersfiets. Hij was naar verluidt een passionele fietser. In zijn kast lagen een paar koerspakjes. Nu dragen alle wielertoeristen zulke pakjes, maar toen?'
Ik pols of er écht niemand is met wie ik over W.'je zou kunnen bellen, maar S. is formeel: 'Nee, ik weet niet waar zijn twee kinderen wonen, anders had ik ze al gecontacteerd. Er is wel een kleindochter die een paar keer bij hem op bezoek is geweest, maar dat moet ook al zeven of acht jaar geleden zijn…'
Het wordt stil aan de lijn.
'Hij had een gsm', zegt Mevrouw S., 'geen smartphone, maar zo'n oud Motorola-gsm'etje. Op een bepaald moment kon hij er niet meer mee bellen. Dan moesten wij helpen. Tot het moment dat het hem niet meer interesseerde.'
Ik vraag waar dat toestel zich bevindt, misschien zitten er nog interessante telefoonnummers in? 'Ik weet echt niet waar dat ding verzeild geraakt is, ik denk dat het gewoon weggegooid is.'
Mevrouw S. vertelt me ook nog dat ze misschien niet op de uitvaart aanwezig kan zijn wegens nieuw werk. 'Het is maandag? En hoe laat ook alweer?'
Een dag later heb ik een afspraak in Plataan 4. Verpleegkundige Mevrouw R. weet weinig te vertellen over W.'je.
'Hij was dement, hé, een stille mens, altijd content. Hij vertelde alleen iets als je hem iets vroeg.'
Een collega van Mevrouw R. beaamt: 'W.'je was een zachtaardige, brave mens, hij klaagde nooit, alles was altijd goed voor hem. Alleen, heel soms, durfde hij 's avonds wel eens zeggen dat hij naar huis wilde gaan.'
Ik wil graag weten wat W.'je in De Plataan allemaal deed.
'Niets', antwoordt Mevrouw R. 'Helemaal niets. Hij zat samen met de andere mannen die zelf geen verhaal meer konden vertellen. Hij kreeg geen bezoek, echt niemand kwam hier ooit bij hem. We hebben wel meer mensen in dezelfde situatie…'
Niemand van het zorgpersoneel had W.'jes dood zien aankomen.
'Die nacht hebben we hem nog verschoond, hij heeft zelfs geholpen. Enkele uren later, rond halfvijf, hebben we hem dood in zijn bed gevonden.'
Ik vraag of ik W.'jes kamer even kan zien.
'Ja hoor, kom maar mee. Maar de kamer is al leeggehaald en weer geschilderd.'
Wanneer ik in W.'jes kleine kamer sta, kijk ik uit het raam naar het panorama dat de man vaak gezien heeft: aan de overkant van de straat het massieve gebouw van hogeschool Odisee, aan de rechterzij een vleugel van ziekenhuis Vitaz. Geen uitzicht waar ik vrolijk van word.
W.'jes kamer is al klaar voor de volgende bejaarde. Ik stel me voor dat ik hier over een aantal maanden weer sta… Verder in de toekomst durf ik niet denken.
Een halfuur voor de uitvaart van meneer E.D.R., alias W.'je, belt mevrouw S. me op: 'Waar moet ik zijn voor de uitvaart? Sint-Jozef?'
Ik zeg haar dat Sint-Jozef een rusthuis in Sint-Pauwels is, dat ze om iets voor 16 uur op Parking B van Crematorium Heimolen in Sint-Niklaas verwacht wordt. 'Waasmunsterse Steenweg, mevrouw.'
Het is 15:45 uur op deze aangename, zonovergoten, maandagmiddag. Jana, dichter van dienst, de begrafenisondernemer en ik staan te wachten. Om één minuut na vier rinkelt mijn telefoon: 'Waar moet ik zijn voor de uitvaart?'
Het is al ruim over vier wanneer mevrouw S. arriveert, en met haar haar drie kinderen met partner én een hond. Een van de dames draagt pumps. Even later, in het Gedenkbos, zakken de hielen van de dame almaar dieper de grond in.
Jana en ik staan erbij voor spek en bonen, niemand vraagt zich af wie we zijn en wat we komen doen.
'Bedankt om even tijd vrij te maken voor dit korte samenzijn voor de overledene', zegt de begrafenisondernemer. Ik proef iets bitters. Als er niet het monotone geruis van de nabije snelweg zou zijn, waren de daaropvolgende momenten bijzonder stil geweest.
Dan leest Jana haar gedicht voor.
Je had je pet.
Zonder leed je fantoompijn.
De klittenband hield je herinneringen niet bijeen.
Met familie in je zoekgeraakte Motorola gsm
smeerde je geen contacten. Jaartallen roestten,
rookpluimen uit je pijp bleven onbeantwoord.
Op de Muur van WZC De Plataan
reed je je stembanden lek.
Geen reporter haalde verhaal.
Je vertrok met stille trom,
haalde je fiets van het nachtslot.
In de lucht fonkelde een medaille.
Niemand reageert.
'Wil er iemand nog iets zeggen?' vraagt de begrafenisondernemer.
Mevrouw S. neemt het woord, zegt snikkend iets dat ik niet versta. Een paar andere dames snikken mee. Jana en ik kijken elkaar niet begrijpend aan. Zij deelt de kaartjes uit waarop ik haar gedicht heb geprint. Daarna wandelt het gezelschap naar de parking, stapt in de auto's en rijdt weg.
En wij staan erbij en kijken ernaar.
Wat een intriest verhaal, niet te begrijpen dat dit in ons landje mogelijk is, maar ik weet dat het vaak voorkomt dat kinderen niet meer naar hun ouders omkijken.
Maar oprecht veel dank en bewondering dat jullie het 'de moeite' vinden om deze mensen een beetje waardigheid te tonen bij hun uitvaart.
Ik word echt wel heel stil van zo'n verhaal.
Van harte.....Julia
wat mooi dat zijn familie nog kwam en oprecht verdriet had----toch niet echt vergeten dus