Mevrouw A.A. is op 6 juni 1947 geboren te Cannes in Frankrijk en overleed in haar woonst te Antwerpen op 6 januari 2011. Haar uitvaart vond plaats op dinsdag 18 januari 2011 op begraafplaats Schoonselhof.
Het nieuwe jaar is nog niet lang ingezet of er rolt al een mailtje van de Firma binnen. Renée wil ‘vooreerst haar wensen overbrengen voor het Nieuwe Jaar’. Als het gehoofdletterd is, moet het wel een goed jaar worden, denk ik. Maar dan komt het: “om dit jaar te beginnen heb ik een eenzame uitvaart”. Mevrouw A.A. heeft nog net de nieuwe maand vol verse beloftes gehaald, maar is dan op drieënzestigjarige leeftijd overleden. De politie vond mevrouw A.A. in haar appartement en er werden geen identiteitsdocumenten gevonden - meer weten we niet. Volgens het OCMW zijn er geen kinderen en heeft niemand contact gezocht om te informeren naar de uitvaart.
Ik tref Bernard Dewulf aan op begraafplaats Schoonselhof, op onze vaste plek aan het bankje bij de ingang, waar de lijkwagen van de Firma reeds stationair draait, wachtend tot ons selecte clubje compleet is.
Hoe we weten wanneer een uitvaart eenzaam is, vraagt Bernard.
Wanneer er geen contact gezocht wordt. Wanneer niemand de hoorn van de haak neemt en vraagt wanneer mevrouw of meneer of zus of broer begraven wordt. Of ze kunnen komen en om hoe laat. Of er een dienst wordt verzorgd.
Er was deze week nog een andere eenzame uitvaart gepland, maar die werd vanochtend door Renée geannuleerd, of beter: er is een achternicht opgedoken die de ceremonie wilde invullen naar de laatste wensen. Dan trekken we ons terug. Dat er niemand in mevrouw A.A. geïnteresseerd was, is enigszins vreemd. Volgens het register was zij handelaarster, zelfstandige van beroep, dus had zij misschien een winkeltje, een handel, dan had zij klanten, misschien vaste en erg goede, en misschien was daar wel een vriendschap uit gegroeid.
Tijdens het wachten leer ik één van de nieuwe dragers kennen, een jonge man, ik schat even oud als ikzelf, die sinds enkele maanden in dienst van de firma werkt. Hij vloekt omdat hij zijn sigaret aan de verkeerde kant van het vloeitje heeft gerold, waardoor het papier begint te lossen en het aan zijn lip blijft kleven. We hebben het over de lijkwagen die hij net nog een grondige poetsbeurt gaf.
Het lijkt de rolls-royce onder de lijkwagens wel, merk ik op. Die zien we niet vaak voor een eenzame uitvaart.
‘Dat is zo’, zegt hij. ‘Heeft veel paardenkracht.’ De wielen komen tot aan mijn knieën. De wagen heeft de lengte van een kleine limousine waardoor achter de chauffeur nog drie zitplaatsten extra zijn ingebouwd, waarna er nog ruimte zat is voor de kist. De plaatsen achter de chauffeur dienen om de familie te vervoeren, nu zijn ze ingenomen door de dragers die zich warm houden. Mevrouw A.A. wordt in een klassewagen naar haar laatste rustplaats gereden.
Als iedereen gereed is om de voettocht naar het perk te ondernemen vertrekken we. Ceremonieleider Bert loopt met Bernard en mij mee. De plantjes die ik kocht – kleurige heide – bungelen in een plastic draagtasje. De rolls-royce rijdt langzaam, trager dan gebruikelijk, we bumperkleven met onze schenen, waarop Bert zegt dat we beter meer afstand houden, gezien de smerige rook die uit de vier uitlaatpijpen komt. Af en toe loopt Bert opzij langs de wagen waarna het raampje naar beneden schuift en hij enkele woorden wisselt met de chauffeur.
Wanneer we het perk naderen moeten we even halt houden. Er is nog een uitvaart op het perk aan de gang en we moeten hen even de ruimte gunnen. De lucht trekt grijs samen, benauwd.
Als we bij het perk halt houden wordt de kist op het rolkarretje geplaatst en naar de kuil gerold waar hij op schragen gaat. Er is al een tijd niets meer gezegd en Bert doet teken dat we de stilte niet langer aanhouden en Bernard meteen mag overgaan tot het voordragen van het gedicht:
Men zegt dat u geboren werd, maar niemand weet waarheen,
en een leven later levenloos werd aangetroffen in een kamer,
maar niemand weet waarna.
Men zegt dat u gehandeld hebt, maar niemand weet waarin.
Men zegt dat aan uw dode naam geen papieren lagen,
noch van hier of elders, noch van ons of iemand anders,
noch een stempel van uw dagen.
Zo kan het dus verlopen, het gerucht van een gerucht
van een bestaan. De deuren en uw lichaam waren uw getuigen,
dat het zo dus is gegaan:
onder ons maar in haar eigen naam is een vrouw oud geworden
en het is de duiven en de ramen niet ontgaan.
Het neerlaten van mevrouw A.A gaat snel. De aarde is verzopen, overal staan diepe plassen. Bert komt bij het schudden van onze handen vertellen dat het seizoen is aangebroken waarin ze nu met stro moeten werken, rond en in de kuil, zodat de aarde niet bevriest en de grafmakers nog kunnen graven. Wanneer Bernard en ik als laatste het perk verlaten, trippelen de twee grafmakers het paadje op met in hun kielzog de graafmachine. Modder scheppen. Maar mevrouw A.A. houdt het droog, in haar bed van stro.