Meneer P.D.B. is geboren op 12 augustus 1925 te Bergen op Zoom in Nederland en in zijn woonst te Merksem overleden op 19 december 2014. Zijn asuitstrooiing vond plaats op maandag 5 januari 2015 op begraafplaats Schoonselhof.
De poetsvrouw heeft de politie ingelicht. Zij kreeg geen gehoor aan de deurbel, of had een sleutel en zag meneer P.D.B. in zijn favoriete stoel zitten. Hoeveel dode klanten had de poetsvrouw in haar leven al op de werkvloer aangetroffen?
Meneer P.D.B. was een 89 jaar oude Nederlander met een dochter, maar de zoektocht naar zijn kind leverde tot op heden niets op. Veertien dagen nadat men meneer P.D.B. heeft gevonden, besluit men daarom een eenzame uitvaart te organiseren. Voor een doodgewone man, zoals Bernard Dewulf in zijn gedicht schrijft.
Vermoedelijk bent u wat men noemt
een doodgewone man geweest, al spoorloos
voor hij in het gras verdween.
Maar men moest het kunnen vragen
aan het gras zelf
hoe schitterend u misschien wel was,
zingend, starend, sloffend,
dagelijks een ster in uw stofjas,
schijnend
in die stille kamers waar het gras al schiet,
heftig en onhoorbaar,
zoals alleen een doodgewone man het kan.
In zes jaar tijd hebben 85 doodgewone mensen een gedicht op hun uitvaart gekregen, of ze daar nu om vroegen of niet. Ongeacht hun religie, afkomst, of ze de taal van het gedicht verstonden. Bij de meeste van die 85 uitvaarten was ik aanwezig, schreef ik nadien een stukje, ik was betrokken, gaf samen met de andere dichters interviews voor radio, televisie, de krant. Die doodgewone mensen hebben in de afgelopen jaren onverwacht veel aandacht gekregen bij het brede publiek, en de onvermijdelijke vraag daarbij was steeds: welke indruk hebben die doodgewone mensen op de dichter nagelaten?
Zoals een verslaggever van de regionale krant spit ik de mensen hun doodgewone leven uit totdat de dichter genoeg stof heeft om een gedicht te schrijven. Ik ben een detective die door Antwerpen zwerft met hun verzegelde appartementen, huizen, sociale woningen als ijkpunten. Hun namen op de deurbel zijn vervaagd, maar met wat geluk laten ze een kort verhaal achter over een oud beroep, een gekke hobby, een gesprek met de buurman. Hoe meer ik te weten kom, hoe harder het me aangrijpt.
Men peilt wel eens naar mijn morbide interesses, alsof ik thuis schedels zit op te boenen, en klinkt verrast wanneer ik wat kleurrijkers dan zwart blijk te dragen. En waarom ik op jonge leeftijd zoveel tijd op kerkhoven doorbreng. Maar ‘De eenzame uitvaart’ heeft minder met de dood te maken, en juist meer met het leven van een honderdtal stadsbewoners.
Uitvaartondernemers werken niet alleen met overledenen, maar vooral met de nabestaanden. Ze realiseren hun gekste wensen of troosten hun diepste gevoelens met een ritueel. En altijd speelt de taal de grootste rol in dat rouwproces. Wie achterblijft zoekt naar woorden om te beschrijven wat er gebeurde. We hebben de taal nodig om te proberen dat wat we niet begrijpen, wat onbevattelijk is voor onze geest, toch te formuleren. Ik ben ervan overtuigd dat poëzie hiervoor het meest geschikte instrument is.
Gedichten vertellen evenzeer hoe we met leven moeten omgaan als met de dood, of geven toe dat we er niets van bakken, dat het ons niet lukt om om te gaan met de onpeilbare diepte van de dood. Een correct en volledig portret schetsen lukt vaker niet dan wel. In de meeste gevallen vatten we de dood en het leven van de onbekende samen in een paar woorden, een uitgepuurd gedicht; stil, poetshulp, alleen.