Meneer W.T. werd geboren op 8 mei 1935 in Wommersom en overleed op 8 maart 2016 in het Heilig Hartziekenhuis in Leuven. Hij verbleef sinds 2005 in woonzorgcentrum Edouard Remy. De asuitstrooiing vond plaats op donderdag 10 maart 2016 op de Leuvense stadsbegraafplaats.
In het woonzorgcentrum Edouard Remy worden mondmaskers uitgedeeld. Elke bezoeker die niet ingeënt is tegen de griep wordt vriendelijk verzocht om zo’n mondmasker te dragen. Terwijl ik stuntelig de lintjes achter mijn hoofd probeer vast te knopen, neem ik de lift naar de afdeling waar gisteren meneer W.T. overleden is. Wanneer de liftdeuren openschuiven, zie ik eruit als een kruising tussen een inbreker en een chirurg. Maar de oudjes lijken niet bang voor me te zijn.
De verpleegsters op de afdeling moeten even zoeken naar de gegevens van meneer W.T. Blijkbaar wordt er na een overlijden snel opgeruimd. In de computer zit nog een dossier. Het vermeldt de afkomst van W.T. die geboren werd in de buurt van Tienen. Zijn vader werkte bij de NMBS, ‘den ijzeren weg’, zal hij vroeger vast gezegd hebben. Zijn moeder was huisvrouw.
Voor de rest is het een dossier waar je niet vrolijk van wordt. Meneer W.T. was zeer zwakbegaafd en nagenoeg analfabeet. Hij werkte een hele tijd in de beschutte werkplaatsen van Tienen, als boekbinder en zakkenplakker.
Muziek was de grote hobby van W.T. Hij speelde bariton en was lid van een carnavalsvereniging. Ook in wzc Remy luisterde hij veel naar muziek, op tv en op zijn discman. Voor de rest was hij nogal apathisch en stil. Met zijn medebewoners had hij amper contact. Als het aan hem gelegen had, was hij de laatste jaren van zijn leven nog het liefst in bed blijven liggen. De enige geneugten in zijn leven waren een trappist of een zakje chips.
Meneer W.T. is getrouwd geweest, maar over zijn huwelijk, net als over zijn leven in het algemeen, hangt een donkere schaduw. Na zijn tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen verbleef hij een tijdje in de gevangenis. Hij scheidde en verloor alle contact met zijn kinderen. Nadien verbleef hij bij de Broeders van Liefde in de psychiatrische instelling Sint-Kamillus in Bierbeek. Van daaruit ging hij in 2005 naar wzc Remy in Leuven.
Zijn dossier in het woonzorgcentrum vermeldt geen externe contactpersoon. Meneer W.T. had niemand meer. Zijn kwalijke verleden was daar allicht debet aan.
Bij zijn opname in wzc Remy mocht hij een vragenlijst invullen. In de praktijk was het een verpleegster die zijn mondelinge antwoorden noteerde. Achter de meeste vragen staat geen antwoord, ofwel ‘weet het niet’ of ‘niks bijzonders’. Slechts sporadisch had hij een duidelijk antwoord gegeven. Zo valt er achter de vraag ‘Ben je ergens bang voor?’ te lezen: ‘Ik hoop dat het nooit meer oorlog wordt.’ W.T. was vijf jaar in 1940, de oorlogstijd moet een grote impact gehad hebben.
Nog één andere vraag kreeg een opmerkelijk antwoord. Meneer W.T. wilde in stilte begraven worden. Misschien om niet herinnerd te worden door de dingen die zijn geweest. Aan die wens is voldaan.
Omdat het crematorium redelijk drukbezet is, vindt de asuitstrooiing al plaats op donderdag, twee dagen na het overlijden. Het leven gaat snel, ook na de dood.
De lijkwagen blinkt in de zon. Er is iemand van de begrafenisondernemer aanwezig en ook een asuitstrooier. Het is vijf voor één. Een vrouw parkeert haar auto aan de ingang. Misschien is dat iemand die ook… Toch niet. We wachten nog even, op niemand.
‘Hoe oud is hij geworden?’, vraagt de man van de firma.
‘Tachtig jaar’, antwoordt Paul.
‘Jonkman…’, zegt Jules.
‘Ik denk het niet, volgens de informatie die wij kregen, was hij gescheiden.’
De man van de firma trekt een papier uit zijn pak. ‘Dat staat er bij mij niet op.’
Het is één uur. Hij kijkt nog eens naar de parking en stapt in de wagen. Traag rijdt hij langs de oude zerken naar de strooiweide. We passeren een groep frisse krokussen. Kindjes met felle anoraks tussen grijze, bemoste muren.
Er wordt een bloemstuk in de zon gezet. Daarnaast de urne.
Paul leest kort de levensfeiten van meneer W.T. voor en dan het gedicht.
Dat het misliep
door valse contacten.
Geschud, beperkt, niet nader te noemen,
aangepakt en beschut, geactiveerd
en dader, gedetineerd, overgoten, weerhouden,
verlaten, in de gaten gehouden, begeleid en verpleegd.
Enig kind.
Uw leven lang in het vizier
van het verschil, van het kwadere, op uw eigen
spoor een leven lang.
In de verte fanfaremuziek,
een carnavalkrokodil, de zakkenplakkers,
freewheelende doctoren, zatte cipiers.
Ge wilt vooral zwijgen.
Iets met een ader tot slot.
Het is iets.
De as wordt uitgestrooid. We zwijgen nog een halve minuut en gaan dan terug naar het pad. De heren hebben het over de werkplanning van de volgende dagen. We groeten elkaar. Op de weg naar de uitgang weer de krokussen.