Mevrouw N.K. werd geboren op 8 februari 1948 in Gent en overleed op 15 oktober 2024 in Brugge in woonzorgcentrum Ten Boomgaarde. Haar uitvaart vond plaats op 21 oktober 2024 om 14u30 op de parkbegraafplaats van de Blauwe Toren in Brugge.
Ik
heb maar twee tenen meer, maar kom binnen, zegt de man bij wie ik net
heb aangebeld. Hij is de onderbuur van mevrouw N.K. en woont samen
met zijn vrouw in een klein pittoresk godshuis met binnentuin.
Mevrouw N.K. kwam vaak bij hen over de vloer. Te pas en te onpas.
Vooral als ze frietjes aan het maken waren ‘want dat eten van het
OCMW vond ze maar niets’. Ze had drie zussen en één broer, zegt
de vrouw. Ach, wat, wuift de man weg, als het waar is. Jij gelooft
ook alles wat ze zegt. Ik geloof er niets van. Hij vertelt hoe ze op
haar manier sigaretjes ronselde of andere mensen voor haar sigaretjes
liet ronselen, of muntstukken, of kleren, hoe ze ooit een voyageur
wist
te strikken om voor haar een brood te kopen. Over één ding zijn ze
het alvast eens: Wat ze ook deed, je kon onmogelijk kwaad op haar
zijn. Onmogelijk!
In
het WZC keren deze elementen terug: hoe lief ze was en dit wist in te
zetten voor haar eigen gewin. Daarop volgde echter steevast: ze heeft
veel meegemaakt. Het laatste jaar in het WZC, was ze erg gelukkig,
besluit de onderbuur, daar was ze Madame,
ze
kon er wekelijks naar de kapper en kreeg alles wat ze nodig had. In
het WZC klinkt dit als: ze is
hier opengebloeid.
Ze hield van mode en make-up, was vrij opgewekt, verzon koosnamen
voor de residenten en haar bewindvoerder (‘mij noemde ze Ilske’),
deed met alle activiteiten mee en ging graag op de foto. Zo prijkt ze
koket te midden van vier burleske dames op een folder van het WZC. Ze
draagt een bril met rood montuur, rode lippenstift en een rode jurk.
‘Ja, ze stond goed met rood’ zegt de maatschappelijk assistente.
Op
haar kamer bewaart ze knuffelberen en cd’s
met
Franse chansons. Vanwaar die voorliefde? Ze kwam uit Gent, zegt
iemand. Omwille van de liefde is ze wellicht naar Brugge verhuisd.
Over haar man kom ik weinig te weten, behalve dat ze met hem in een
kleine studio woonde, tot hij in 2008 overlijdt.
Haar
wortels zijn duister. Ze werd op jonge leeftijd geplaatst in
instellingen maar geborgenheid vond ze er niet. Ze heeft veel liefde
gemist, zegt de hoofdverpleegkundige veelbetekenend. Ze is een tijd
dakloos geweest en wordt sinds enkele decennia omringd door
professionele zorg. Met broer en zus had ze geen contact meer.
Ze
was zich heel erg bewust van het einde, vertelt de bewindvoerder me,
en had spijt dat ze zoveel gerookt heeft want ze had beslist langer
willen leven. Ze was bang voor het einde én dankbaar. Ze wist in
welke jurk ze begraven wilde worden (wit met kant) en er werd in
allerijl (met notaris en vrederechter) nog een testament opgesteld.
Het liefste wou ze haar nalatenschap aan kinderen in een weeshuis
schenken. Het worden uiteindelijk een asiel, een vereniging voor
kansarme kinderen en een kankerfonds.
Op
de uitvaart zijn een tiental mensen aanwezig, allemaal zorgverleners
van het WZC en de bewindvoerder. Deze laatste deelt een aantal
geïmproviseerde rouwkaarten uit met een foto van mevrouw N.K. Zo
kijkt ze elk van aan in haar witte jurk met kant, de handen in de
schoot, het gezicht mooi opgemaakt. Binnenin staat het gedicht van
Herman. We staan in een kring wanneer hij leest:
je springt mij voor de geest
Hermpje Hermpje
roep je van de overkant
(word jij niet geacht dood te zijn
rood is je bril en rood zijn je lippen
rood is de kleur die om liefde schreeuwt)
heb je voor mij een vuurtje en een sigaret
een munt om de veerman te betalen
een witte jurk met hemels kant
ik ben zo van haar gecharmeerd
dat ik haar alles geef en alles gun
van frieten tot Frans chanson
een gedicht zelfs, een laatste gebed
ik leg mijn hand op de urn
warm als het voorhoofd van een koortsig kind
het is niet omdat je sterft alleen
dat je eenzaam hebt geleefd
De
begrafenisondernemer stelt voor om bij wijze van laatste groet een
hand te leggen op haar urn. Iedereen is geroerd. Iemand huilt. We
praten nog even na. Gesprekken gaan verschillende kanten op. Wist je
dat ze kapster was? Nee, dat wist ik niet. Herman wordt bedankt. Hij
stelt voor om ook een aantal kaarten te drukken (*). Ja, graag,
reageert iemand. Er wordt een aantal afgesproken, er wordt gegroet,
er wordt verder nagekaart, geaarzeld, langzaam huiswaarts gekeerd.
Het is de tijd van trilspinnen en paddenstoelen. Enkele afgebroken
paddenstoelen neem ik mee naar huis, misschien als postuum bloemstuk
voor mevrouw N.K. Wat zou mevrouw N.K ervan gedacht hebben? Ach,
meiske toch.
(*)
De rouwkaarten die Herman liet maken, worden verdeeld in het
woonzorgcentrum maar liggen ook in boekhandel De Reyghere en in de
Brugse Boekhandel.
Een beetje buiten de inhoud,en geen betrekking hebbend op de overleden vrouw in kwestie. Gezien “ het schone” van jullie initiatief zou ik graag jullie eerbetonen delen , op FB bvb. Lukt me niet . Enige piste die ik kan volgen?
Dag, wat fijn dat je de verslagen wilt delen.
Je kunt de url in de zoekbalk kopiëren en deze vervolgens in een facebookbericht plakken en delen.
Hoe een rustoord een plek van ontmoeting kan zijn. Hoe mistroostig ook hoopvol kan zijn. Mooi eerbetoon van allen en van dichter Herman in het bijzonder.