Meneer L.M. werd geboren in Antwerpen op 27 december 1940. Hij is thuis in zijn flat overleden aangetroffen op de Boomsesteenweg in Antwerpen (Kiel) op 28 maart 2025. De uitvaart met asuitstrooiing vond plaats op donderdag 24 april 2025 om 14:00 op de strooiweide van begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen.
Meneer L.M. is thuis overleden, zo lees ik in de oproep van het uitvaartcentrum. Hij is nooit getrouwd geweest en had geen kinderen. Eventuele andere familieleden hebben zich niet gemeld bij het OCMW. Door wie de politie verwittigd is geweest en vanuit welke beweegredenen is me niet bekend. Hoe dan ook, meneer L.M. is dood aangetroffen op 28 maart. Het zou niet gaan om een verdacht overlijden. Hoe lang hij dan al overleden was, is me niet bekend.
Bij mijn aankomst aan de flat van meneer L.M., op de tweede verdieping, is nog te zien dat zijn voordeur geforceerd is geweest. Ze wordt met een hangslot vastgehouden maar kan niet verhinderen dat er wat inkijk is. Ik vind de situatie verwarrend. Geneer me wat.
Ik bel aan bij de naaste buren. Een mooi verzorgde vrouw, ik schat haar tegen de tachtig, doet open en wanneer ik me voorstel, gebaart ze dat ze me niet verstaat. Ik probeer Frans, Engels, Duits … Helaas, een taal die we gemeenschappelijk hebben blijkt er niet te zijn. Als ik wijs naar de voordeur van L.M., tilt ze haar schouders op; schudt ze heftig van 'neen'.
Op het moment dat ik afscheid van haar neem en me opnieuw naar de voordeur keer van meneer M. valt me op dat er een papiertje met telefoonnummer net boven de deurbel hangt. Ik bel het nummer en ik hoor meteen de voicemail van meneer M. Ik schrik wat van de toch wel vreemde situatie, de stem te horen van de overledene. En dat ik iets mag inspreken.
Ik vraag me af waar de telefoon van meneer L.M. zich nu mag bevinden. Blijkbaar staat hij aan, is hij ook nog opgeladen.
Terwijl ik de trap afga, hoor ik beneden de gemeenschappelijke voordeur opengaan. Ik haast me naar beneden. Ik tref een jongeman die boodschappen gedaan heeft. Hij had helaas geen contact met de overledene maar geeft aan dat ik misschien verhaal kan halen bij de maatschappij die deze flats als sociale woningen beheert. Ik krijg het nummer en bedank de jongeman. Maar verhaal heb ik niet kunnen halen. Ik mail Bart Stouten, dichter van dienst, het telefoonnummer van de overledene en druk mijn spijt uit 'dat het dat maar is'.
Al is april eerder droog en warm geweest voor de tijd van het jaar, vandaag donderdag 24 april is het weer grillig en koel. Af en toe valt een druppel. Na de uitvaart van mevrouw M. De L. ga ik Bart ophalen in de aula Aster. Ik had hem daar voor de eerste uitvaart vandaag al ontmoet. Bart komt met het openbaar vervoer en heeft de gewoonte wat eerder naar de plaats van afspraak af te zakken. In afwachting leest hij wat, studeert en schrijft wat in de hal van de aula. Geen stress.
Stipt om 14 uur volgen we samen de corbillard tot aan strooiweide De wingerd. Voorganger Merel dankt ons voor onze komst. Ik leg mijn roos op de urne die intussen op de urnenzuil is gezet door de chauffeur. Eerst zeg ik hoe weinig we weten van deze man die net geen vijfentachtig is geworden. Nochtans heeft hij ook een heel leven gehad. Ooit was hij iemands zoon, ooit liep hij school, misschien is hij verliefd geweest en heeft hij vriendschap mogen ervaren. Ik wens het de overledene graag toe. Dan is het woord aan Bart:
We gaan je bij ons houden, L.:
vanmiddag klonk je stem nog op je voicemail.
Geen verdwijnend bericht -- vervagend geluid
van een leven op de blauwe aardbol, verlopen
nu het pijlsnel langs Alpha Centauri scheert.
We spoelen je herinnering terug, seconden
van eeuwigheid, zo lang het toestel nog werkt.
Keer de tijd om, kom naar huis. De deur
zal zacht kraken, hij is het wachten moe.
De regen, L., naar je naam ruiken,
je voetstappen volgen door lentes grasdauw.
Blijf niet hangen in de nevelnacht van een ster,
je vaarwel zoekt de knetterhaard van ons hart.
Een groet naar de passant: je telefoonnummer.
Als je opneemt, blijf dan. Als je blijft, nestel je.
Struikel vooral niet over deze woordenveter.
Als je struikelt, vind houvast in zoekende verzen.
Kan je ze horen, ruik dan hyacinten. Zie wonder-
beelden, zoals wij je naam. Beiert heen en weer
als een Paasklok die in wolken geboren wordt.
Het belletje zal klinken als je zwevende as
in een harmonie der sferen. Een hemelhuis
zonder muren, waar het heelal zich omvormt
met het kloppend ritme van je dagen. Ademen
als slanke vingers op een luit gaat je leven,
het zingt, de tijd die nog uitgekozen uren
wil vinden, de rustige na-geboorte van je stilte.
We houden een minuut stilte waardoor het gedicht nog wat kan nagloeien in onze hoofden. Dan volgt het kleine ritueel van gebaren: het plechtig uitstrooien van de as, de roos die een plaats krijgt naast de witgrijze rechthoek, de laatste gezamenlijke buiging van de vier aanwezigen.
Op weg naar de uitgang valt een eerste druppel.
😌 helemaal stil geworden...het verhaal dat geen verhaal is, het gedicht dat noopt tot...
🙏🏽