Mevrouw A.C. was geboren in Etterbeek bij Brussel op 19 mei 1953. Zij is overleden op 11 juli 2025 in het ZAS Cadix. De assenuitstrooiing heeft plaatsgevonden op dinsdag 12 augustus 2025 om 10:30 op de strooiweide De Wingerd, begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen. Dichter van dienst was Yella Arnouts.
Af en toe neem ik het gedicht voor een eenzame uitvaart voor eigen rekening. Zoals voor mevrouw A.C. Het bericht met de opdrachten voor de uitvaarten van vandaag is bij me binnengekomen op het moment dat ik aan zee ben met mijn kleinkinderen. Alsof God of het lot er zich mee gemoeid heeft, de datum en uren voor de uitvaarten passen perfect in mijn planning van de week daarop. Ik kan vanuit mijn verblijf aan zee onmiddellijk alle dichters van de poule Antwerpen mailen. Prompt krijg ik ook van iedereen een antwoord. Er is één uitvaart waar het niet evident zal zijn om een dichter ter plaatse te hebben, en dan is de beslissing snel gemaakt.
Eerst pleeg ik wat telefoontjes voor informatie over de overledenen voor wie de andere dichters zullen schrijven. Ik maak afspraken om hier en daar langs te gaan op de dag dat ik weer thuis ben, wil zeggen twee dagen later.
Voor de uitvaart van mevrouw A.C. bel ik naar het Bilzenhof, een woonzorgcentrum hartje Antwerpen, niet ver van het station. A.C. woonde daar, zo heeft het uitvaartcentrum laten weten. Ik krijg een man aan de telefoon die me doorverwijst. Hij geeft me een mailadres op van een verantwoordelijke die ik ook meteen aanschrijf. Die mail blijft enkele dagen onbeantwoord. Zou ik een fout hebben gemaakt in het mailadres? Ik bel opnieuw het wzc op. Krijg nu een man aan de lijn wiens stem ik herken. Hij heeft me al vaker op weg geholpen in het kader van een eenzame uitvaart. Hij zegt dat het deze keer moeilijk is om de overledene te schetsen. Hobby’s: geen. Beroep: geen. Geen kinderen, geen relaties. Een eenzaat.
A.C. moet een moeilijke jeugd hebben gehad te wijten aan een complexe verslavingsproblematiek in het gezin. Al op zeer jonge leeftijd is ook zij onderhevig aan verslavingen, tabak, alcohol. Het was bijzonder moeilijk communiceren met haar. Hulp liet ze niet toe. Nooit. Bij de dienst sociale woningen liep het mis. Ze is enige jaren dan ook dakloos geweest. Het was al een hele overwinning geweest voor de instanties toen ze een jaar of zeven geleden in het woonzorgcentrum haar intrek wilde nemen. Uiteindelijk is ze gestorven in het ziekenhuis aan uitgezaaide kanker.
Ik hoor in de stem van de man dat hij het diep jammer vindt: niet alleen de ‘kleine’ droevige geschiedenis van een leven, zeg maar de lijdensweg van mevrouw A.C., maar ook haar verregaande onbereikbaarheid als persoon.
In de dagen daarna beluister ik Nick Cave, ‘Darker with the Day’, I thought of my friends who had died of exposure … And I remembered other ones who had died from the lack of it.
Dinsdag 12 augustus. Het is iets voor elven en ondertussen broeierig warm als ik M. en N., de collega’s van het uitvaartcentrum vertel dat er bij deze uitvaart niemand verwacht wordt, dat ikzelf het gedicht voor mevrouw A.C. heb geschreven. Ik vertel hun over mijn telefoongesprek met de man van het woonzorgcentrum. Ze leven zichtbaar mee met alweer het weinige dat we weten.
Aan de strooiweide verwelkomt de voorgangster haar collega en mij nu officieel bij het laatste eerbewijs aan mevrouw A.C. Eerst doe ik kort verslag van mijn zoektocht. Dan lees ik mijn gedicht voor:
Wat moeten we vanochtend met rozen,
wat moet dit gestotter van ons,
naast een vaas met wat as?
Zo vaak komt de waas in het hoofd,
het geroezemoes liever niet op gesprek.
Zo vaak kleven tong en lippen
aan de klif van een borrelende zin.
Zoekt men vergeefs wat soelaas
aan de hals, de mond van een fles,
lijkt het of een brand moet doorgeslikt
naar een door onze eigen dorst
verzonnen donker.
En dan, op een dag komt de dood,
als een fosforescerende geest,
als de meest zwijgzame gezel.
Wat vertellen vanochtend de rozen,
wat moet dit kleine verhaal,
al die waas om wat as.
N. neemt de urne van de urnezuil en op aanwijzen van M. stapt hij afgemeten naar de plek waar de as wordt verstrooid. Ik word daarna uitgenodigd mijn roos die ik voor A.C. heb voorzien, naast de as neer te leggen. Samen buigen we een laatste keer.
Na de afronding van het ritueel complimenteren M. en N. me met het gedicht. ‘Ieder zijn stiel’, zeg ik dan wat lacherig en terwijl ik me omdraai om mijn handtas te nemen die ik op de zitbank tegen de muur heb gelegd, overvalt me een benauwdheid. Niet zo verrassend onder de hitte van nu en na een derde uitvaart. Had ik maar mijn thermosje meegebracht. En dan ben ik nog luchtig gekleed in verhouding tot M. en N. die in een tweeledig pak zitten. De temperaturen zijn opgeklommen tot tegen de dertig graden. M. zegt dat ik maar op het gemak naar aula Aster moet gaan, ze zal me daar aan fris water en een suikerwafel kunnen helpen.
Hartelijk bedankt voor uw inzet! Ik bewonder uw kracht om telkens weer op informatiejacht te gaan en de warmte die u daarbij met ons allen deelt.