Meneer M.B. is op 30 september 1930 geboren te Antwerpen en daar thuis overleden op 12 mei 2013. Zijn asuitstrooiing vond plaats in de middag van 3 juni 2013 op begraafplaats Schoonselhof.
‘De drager zou ons nu opdragen de laatste groet te brengen’, zeg ik tegen Andy. We staan zij aan zij op de strooiweide die het dichtst bij het crematorium ligt, maar ik kan makkelijk over de lage heggetjes naar de andere weides kijken. Op het kruispunt van de vier weides staan enkele kleine palmbomen, die zachtjes meewiegen in de wind. We buigen kort.
We waren te laat voor de uitvaart van meneer M.B. Toen ik rennend, en Andy fietsend de ingang van het crematorium bereikte, was de wagen van de Firma verdwenen. De asuitstrooiing was al gepasseerd – aan wachten doet men niet in de sector van de dood. De dragers zijn klokvast, of er nu nog een gedicht komt of niet.
Ik neem mijn drie witte rozen van de sokkel en ga op het beton aan de rand van de weide staan. Ik zie de grijze grove korrel van de as tussen de graswortels en leg de bloemen langzaam neer.
Ik stond op tijd aan de verkeerde ingang van begraafplaats Schoonselhof en kon zelfs nog een van de patrijzen spotten waar Etienne het soms over heeft. Het was een prachtig dier dat ik tot op twintig meter benaderde, tot het bij elke stap die ik dichterbij kwam verder weg trippelde en ten slotte wegvloog naar een andere sloot. Toen Andy de begraafplaats op fietste, zaten we even op het bankje in de zon te praten, tot ik zag dat het drie uur was, en te laat mijn fout opmerkte.
Nu hebben we alsnog de laatste groet gebracht aan meneer M.B. – Andy heeft zijn gedicht voorgelezen voor de grijze vlekken in het gras. Waar meneer M.B. ligt uitgestrooid, is ons onbekend.
Ik voel me schuldig over de stomme vergissing, voor de Firma, maar vooral voor meneer M.B. Zoals de stilte bij zijn uitvaart oorverdovend was, had meneer M.B. ook tijdens zijn leven niemand om mee te praten. Andy had zijn woonst in Antwerpen-Zuid bezocht en een buurvrouw gesproken. Die kende meneer M.B. niet. Ja, ze hadden elkaar wel een keer op de gang gesproken, toen er iets met de televisie van meneer aan de hand was en hij vroeg of ze hem kon helpen. Maar samen naar hun favoriete soap kijken, zat er niet in.
‘Drieëntachtig jaar’, vult Andy aan. We lopen de strooiweide uit – even achteromkijkend om ons te vergewissen dat er niemand anders is. Geen dragers of grafmakers te zien. Ook Renée heb ik niet gehoord. Het was een zekere Cathy van de Firma die me de gegevens van meneer M.B. mailde, net als bij nummer negenendertig. Of mijn contact met Renée nu voorgoed verbroken is, weet ik niet.
‘Meneer M.B. had niemand bij leven, en zelfs op zijn uitvaart komen de dichters te laat’, zeg ik. Dit mag niet meer gebeuren, neem ik me voor.
wat een mens heeft aangeraakt
draagt zijn afdruk met zich mee
zo wordt van je bestaan een spoor
gemaakt dat langzaamaan vervaagt
ik weet niet waar ik was toen jij –
ik weet niet waar jij was, alleen
dat er niemand naast je zat sinds
jaar en dag
als een satelliet die loskomt
van de aarde, met zijn neus
van ver de sterren raakt
kort oplicht en weer uit zicht
verdwijnt in de onmetelijkheid
zo is de mens
ik weet niet wat ik deed die dag
ik weet niet wat jij dacht toen –
alleen dat je tussen de kaatsende
echo’s van vier muren gevangen zat
dat je dag na dag hebt gewacht
op iemand die voor je kwam
iemand die je zou aanspreken
in dit leven zonder naam