Mevrouw A.M. is geboren op 5 maart 1927 te Antwerpen en in woonzorgcentrum Bilzenhof overleden op 5 mei 2014. Haar asuitstrooiing vond plaats op woensdag 21 mei 2014 op begraafplaats Schoonselhof.
Dit jaar hebben we tien eenzame mannen begraven, en nu is de elfde eenzame een vrouw. Je kan er niet veel achter zoeken, of misschien toch dit: zijn mannen wat stuurser? Wat meer op zichzelf gericht? De vrouwen socialer?
Uiteindelijk blijkt dat mevrouw A.M. nog best veel naar de buitenwereld keek. Nog onder de mensen leefde. Er is dan wel geen familie bekend, ze blijkt des te meer geliefd in woonzorgcentrum Bilzenhof. Wanneer ik een sociaal werkster aan de lijn heb, belooft ze me te mailen met meer informatie over mevrouw A.M. - in het woonzorgcentrum bekend als 'ons Gusta'. Van ons, van iedereen.
Ons Gusta heeft blijkbaar gewerkt op den Bel, aan de telefoon, en was graag gezien. Een dame die sociaal was en van dansen hield, tot in de vroege uurtjes. Iemand die optimistisch was, maar ook verdriet kende om het verlies dat haar leven tekende.
Ze hield van chocolade, schrijft de verpleging verder. En babbelde honderduit over vroegere tijden aan het Noordkasteel in Antwerpen, al de jongens die ze daar zag, over de mannen die de verpleging op de computer liet zien, over de vele films in cinema Rex vroeger, over de mode en de honderden minirokjes die ze droeg. Ze lachte om de binnenpretjes die ze had.
Ons Gusta lijkt een grootmoeder pur sang.
Gelukkig zijn er nog twee verpleegsters die de uitvaart van mevrouw A.G., Gusta, willen bijwonen. Ze ondersteunen ook nog een bewoner en hebben een bloemstuk mee. Met dichter Peter Theunynck en de twee dragers erbij, stappen we uiteindelijk met zeven de borders van de strooiweide op.
Ons selecte gezelschap wordt nog aangevuld met een man die plots opduikt, een paar meter achter ons en de sokkel met de urne blijft staan en zich zo onopvallend en afzijdig mogelijk houdt. Een kennis van mevrouw A.G.? Familie? Meneer zal uiteindelijk ook niet groeten, en is voor het einde van de uitvaart weggeslopen.
Maar hij heeft nog wel het gedicht van Peter gehoord, dat in de smaak valt bij de bewoonster en de verpleging die regelmatig moeten grinniken bij een dichtregel.
Ze was van kop tot teen op liefde ingesteld.
Ze had een hart van chocolade en een lijf
geschapen voor de minirok. Elke avond
kwart na vijf begon haar leven buiten Bell.
Ze hield van dansen, zwanzen tot de zon opkwam,
De mooiste jongens kussen, was de wil van god.
Aan liefde had ze een begrotingsoverschot.
Nooit had ze spijt van wat ze gaf en wat ze nam.
Je kon niet om haar heen. Je had haar steeds gezien.
Ze was een felle gloeilamp in een blinde schacht.
Een totempaal, een kriekentaart, een vliegmachine.
Maar boven alles was ze moederlijk en zacht.
Al was ze eeuwenoud, ze was nog geen achttien.
Terwijl je sliep is ze gaan dansen in de nacht.