Mevrouw I.T. was geboren op 4 april 1940 in Woumen (West-Vlaanderen). Zij is overleden in een woonzorgcentrum in Merksem, bij Antwerpen, op 10 februari 2024. Haar uitvaart vond plaats op dinsdag 12 maart om 10:30 op de strooiweide van begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen.
Mevrouw I.T. was residente in een woonzorgcentrum in Merksem. Er was geen familie bekend en ook vrienden zijn niet gevonden. Ze is gestorven in haar drieëntachtigste levensjaar. Omdat ze afkomstig was uit West-Vlaanderen contacteer ik dichter Peter Theunynck. Hij is geboren in Eeklo, Oost-Vlaanderen, maar heeft veel tijd van zijn jeugd doorgebracht bij zijn West-Vlaamse grootouders in de streek rond Diksmuide. Hij is de uitgelezen man om een gedicht te schrijven voor mevrouw I.T. afkomstig uit Woumen, deelgemeente van de stad Diksmuide.
Op dinsdagochtend twintig over 10 staan de ceremoniemeester, de chauffeur en ik Peter op te wachten als hij per fiets komt aangereden. Terwijl hij zijn fiets vastlegt, kondigt hij aan dat hij op het spoor gekomen is van nog een familielid van mevrouw I.T. Hij is zichtbaar in de wolken over zijn zoektocht.
Wat blijkt. Tijdens zijn research op www.geneanet.org komt hij – oh toeval! - terecht bij een foto van mevrouw I.T., samen met vier tantes en een oom van haar. Peter vindt ook een contactadres, van een ander ver familielid van haar. Hij schrijft de dame aan per mail en krijgt ook vrijwel meteen antwoord. Dat ze in Roeselare woont en op de dag van de uitvaart helaas moet werken.
Woumen spreekt men uit als [woːmə(n)]), geeft Peter met een knipoogje aan. We staan in een kringetje naar de foto te kijken waarop vijf mensen prachtig uitgedost poseren. Op hun zondags, zoals we dat wel eens zeiden, vroeger. Mevrouw I.T. moet prachtig lang en dik, donker haar gehad hebben. Het is op de foto bijzonder elegant opgestoken. Ze draagt een mooi aansluitende jurk met een flatterend riempje om haar slanke taille. Ook de andere mensen, drie tantes en een oom, zijn mooi en elegant gekleed, de man met wit hemd en das en trui met V-hals. Ze staan met zijn vijven naast elkaar voor een auto – welk merk is niet duidelijk maar wel degelijk uit de gouden jaren 60. Best mogelijk dat de foto aan zee getrokken is. Het landschap achter hen doet denken aan de duinen die ik me in ieder geval als kind herinner. En uiteraard schiet het door mijn hoofd, hoe mevrouw I.T. toen en daar op mijn moeder lijkt. Diezelfde elegantie, dat dikke opgestoken haar, als de Grace Kelly’s van hun tijd.
We begeven ons als kleine rouwstoet naar de strooiweide. Stefaan, de ceremoniemeester verwelkomt ons en geeft aan hoe fijn het is om via de foto alsnog een mooie inkijk te hebben in het toen nog jeugdige leven van mevrouw I.T. Waarop Peter uitgenodigd wordt om zijn gedicht voor te dragen:
Je handen konden op de golven van violen drijven.
Je vingers van licht maakten vuur in het hart van de winter.
Je wapperende haren waren fladderende meisjes en jij
raasde door het laagland van je kinderjaren.
Hoe jouw film zich nu aan mij ontrolt en waar hij stolt: vroege lente,
jaren zestig. Alles nog in aardetinten: je moeder, je vader, je tantes,
het land. Fris voor de tijd van het jaar, maar al in korte mouwen
met je mantelpakje aan: een airhostess op muiltjes is hier neergedaald.
Je snuift de geur van boterkoeken, je proeft het zilte van de zee.
Je ziet de meerkoet in de rietkraag, de paling in de beken,
soldaten in de graven: dit is je huis dat tussen gisteren en morgen staat.
Je hoort nog hoe de trein je wegsnijdt uit je kindertijd.
Nu tillen wij je op de schouders van de wind. Hij vraagt je hand,
je hart, je heel en al. Hij leidt je naar het land van je glimlach,
de tuinen van je elegantie, het rijk waarin je eeuwig twintig blijft.
Niemand heeft ooit zo volkomen ja tegen jou gezegd, I.
We zijn zichtbaar vervuld van wat Peter ons verteld heeft en van zijn gedicht. We nemen een minuut stilte in acht, een zacht briesje steekt op. Stefaan nodigt me uit de gele roos die ik heb meegebracht nog neer te leggen aan de rand van de strooiweide. Na onze gezamenlijke buiging wandelen we terug naar de uitgang.
Terwijl ik naar huis rijd zie ik in gedachten de foto die Peter ons getoond heeft tot leven komen. Het plezier toen, bij het vastleggen van zo’n moment van samenzijn met familie op een gewone dag aan zee. Het gelach bij de vraag op welke volgorde de tantes, het nichtje en de nonkel willen gaan staan. Het zoeken naar de juiste houding. En dan ‘Kijk naar het vogeltje!’. Want zo zei men dat toen bij het maken van een foto. En wie was de fotograaf? Misschien een andere oom? Een neefje, het nichtje dat nu helaas niet aanwezig kon zijn? Geen idee. Ze rijdt nog even met me mee naar huis, vanuit de jaren zestig van de vorige eeuw, op een doordeweekse zondag, ergens in de duinen aan de Noordzee, die zo stralend mooie mevrouw I.
Alweer zo prachtig verwoord: de stilte, de eenzaamheid, het afscheid… Een leven dat niet terug te vinden is in medemensen toch aanwezig stellen in één foto met zachte woorden ingekleurd