Mevrouw A.D. werd geboren op 30 oktober 1955 in Brugge en overleed in haar huis op 12 maart 2025 in Brugge. Haar uitvaart vond plaats op 25 maart 2025 om 10h00 op de centrale begraafplaats van Brugge.
In
oude huizen blijft het altijd altijd luisteren / men hoort meer dan
men er spreekt
lees ik op de muur van het binnenplein. Mevrouw A.D woonde in een van
de godshuisjes rond het plein. Ze heeft een tiental buren, bij wie ik
een voor een op de bel druk.
Bij
de meesten
kom ik niet verder dan de stem door de parlofoon: ‘ik ken haar
niet’, ‘ze was verward’, ‘ze zocht geen contact’.
Het
lege plein strekt zich voor me uit met haar strakgeschoren blokken
haag, hyacinten en narcissen. Ik ga zitten op een donkergroene houten
bank. De huisjes zijn wit met donkere raamkozijnen, rode dakpannen.
Ik hoor vogels, wat stemmen in de verte en dichterbij een radio of
tv. Ik bel aan bij het huisje van de radio of tv. Een rafelige,
bruingebrande man met baard in onderhemd doet open. Als ik hem naar
mevrouw A.D. vraag zegt hij met schorre stem dat hij haar niet kent.
Ik
loop terug naar de bank. Het is stralend weer. Een vliegtuig trekt in
het blauw een witte lijn die even snel weer oplost. Op de grond
kruipt een onooglijk klein insect over de keien. In een hoek staat
een trekker, een fiets, kleine stillevens van onderbroken activiteit,
tussentijd.
Ergens gaat een raam open, gevolgd door een
stem:’kijk, de knoppen staan groen’. Dan even later: ‘Tiens,
daar zit iemand,’ en het raam sluit zich weer. Zou mevrouw A.D.
hier ooit buiten gezeten hebben? Zou ze zich ook gezien gevoeld
hebben? Men
hoort hier
meer
dan men er spreekt.
Ik kijk opnieuw naar de keien op de grond, zie nu hoe een mier een
andere dode mier meezeult en denk: wat vertel ik aan Delphine?
Op de dag van de uitvaart meldt Delphine zich ziek. Er worden twee eenzame uitvaarten na elkaar georganiseerd, waarvan die van mevrouw A.D de eerste is. De zon zit verbolgen achter de wolken, pas vanaf de middag zal ze de stad dompelen in een veelbelovend, gelig lentelicht. Ik pluk twee narcissen uit de tuin, print het gedicht van Delphine af en fiets naar de begraafplaats, waar ik word opgewacht door de ceremoniemeester, de verantwoordelijke van de begraafplaats en twee grafdelvers. We staan in een kring rond de kist wanneer ik een bloem op de kist leg en het gedicht van Delphine inzet:
Lieve A.D.,
Ik verzin je
Ik schilder je
Ik zet je neer: groene ogen, forse kin, lange armen als een
bidsprinkhaan
Je droeg een broze schelpenketting, een kloeke amberring,
Paarse oogschaduw en flamboyante blouses
Waarop, bij voorkeur, kolibries stonden
Maar otters, nijlpaarden en gazellen konden ook door de beugel
Gebit?
Perfect!
Al snoepte je graag: marsepeinen eekhoorns, marsepeinen varkentjes
Marsepeinen ooievaars, en marsepeinen vossen
Af en toe een beagle.
Tijdens slapeloze nachten genoot je van de onmetelijke sympathieke
hemel:
Van zijn verbijsterende sterren, zijn vertrouwde planeten,
Zijn betoverende nevels, en de koesterende maan, de maan!
Jammer dat er geen maatje naast je zat
Een zachte por, een wijsvinger naar de Kleine Beer,
Jouw hese kinderlijke ontzag: ‘Kijk daar! De Kleine Beer!’
‘Die steelpan op zijn kop?’
‘Nu verbrod je het beeld…’
Gelovig?
Nooit!
Je verkondigde luidkeels je uitbundige aversie tegen onberispelijke
autoritaire nonnen
En tegen andere vrome hardvochtige pezewevers
Hun kille altruïsme voelde als een warm dekentje
Dat razendsnel koud werd: religie scheen je
Zoals pissen op jezelf om het warm te krijgen, het werkt slechts
even.
Devotie voor fauna?
Altijd!
De warmte kwam van de dieren, altijd van de dieren
Eerst de huisdieren:
Ernstige teckels, clowneske bloedhonden, spitsvondige parkieten,
Genereuze schildpadkatten, en zalige fretten
Je verzorgde ze en zij zorgden voor jou
Maar in de duinen observeerde je ook de wilde dieren:
De stekelige, de sissende, de glibberige en de giftige.
Giftigst bleken de mensen, de slinkende stinkende blinkende naasten
De verwaande buurman die op je neerkeek
Omdat je sherry dronk om 9u ‘s ochtends
De buurvrouw die het vreemd vond dat je geen kinderen en geen
gordijnen had
De fezelende onverschillige bijtende hardvochtige venijnige omgeving
Sterk in leedvermaak, spotternij, en roddels.
Lieve A.D., ik bezing je
Ik geef je een onuitroeibare fascinatie voor okapi’s
Een fascinatie die ik met je deel
Ik weet haast zeker dat je, net als ik, van Kraftwerk houdt
En van Pink Floyd!
Ooit bespeelde je de hobo
De dubbele rietjes ontmoedigden je niet.
Misschien verbrodde de drank wel alles
Het begon zo onschuldig: mojito met een rietje
Vier cocktails later leek Bredene idyllisch
Of was je net heel ascetisch?
Was het limbo misschien jezelf alle vreugde ontzeggen?
Omdat je vond dat je geen beloningen en geen geluk verdiende?
Ik wil tieren: ‘Toch wel! Net als elke mens verdiende je:
Cakejes, reizen, kliffen, koorden, marshmallows, orgasmes, ara’s,
Aria’s, slimme lichtschakelaars en het paradijs!’
Je werd verliefd
Een onbeantwoorde liefde
Een Litouwse zeepzieder, een tikkeltje arrogant
Of slechts bedremmeld
Hij kon je liefde niet beantwoorden, hij viel op mannen
Je trakteerde hem op zwaardvis in een Grieks restaurant
De tafeltjes waren gammel
Een smartlapzanger en zijn entourage maakten veel kabaal
Het ergerde de zeepzieder
Zijn ergernis was geen afknapper
Je bestudeerde zijn nagelriemen, de mooiste ter wereld
Zijn wimpers ook.
Jouw wimpers werden zelden bekeken
Nog het minst door jezelf
Je nagelriemen oogden verwaarloosd op het eind
Nerveus trok je aan de velletjes rondom je vingernagels
Tot bloedens toe, een mooiere kleur dan het rood van Rothko
Met wie je dweepte, net als je moeder
Ik en je moeder.
Misschien is het hoogmoed van mij om te denken
Dat een toevallige ontmoeting met mij
Iets had kunnen betekenen voor jou
Misschien is het arrogant van mij om te geloven
Dat je mij had geloofd wanneer ik had gezegd:
‘Lieve A.D., hier sta ik
Klaar om samen met jou naar de sterren te staren,
Een Afghaanse windhond te strelen, te luisteren naar je grieven,
Vriendelijk je hand te nemen wanneer je op het punt staat
Aan de velletjes rondom je nagels te trekken, stop daarmee!
Lieve A.D.,
Leer mij de hobo te bespelen! Wil je mijn leraar zijn?
Je bent het al
Bedankt om tijdens dit gedicht mijn leraar, gids en vriend te zijn.’
Zo mooi, zegt de verantwoordelijke. Bedankt, zegt de ceremoniemeester. We maken nog een praatje over mevrouw A.D. die geen van ons heeft gekend maar die – door het gedicht – onze interesse heeft gewekt. Als ik later die dag voor mijn pc zit, zal haar stilte mij opnieuw verbazen, ik zal niet weten hoe ik dit verslag moet beëindigen, de tuin in staren, waar nu enkele bloemen ontbreken, mij ondanks alles laven aan het losgebroken middaglicht.
wat een mooi lang gedicht