Mevrouw E.v.d.K. werd geboren in ’s Gravenhage (Den Haag, Nederland) op 4 mei 1938. Zij overleed in het ZAS Middelheim in Antwerpen op 14 juli 2025. De assenuitstrooiing vond plaats op dinsdag 12 augustus 2025 om 10:30 op de strooiweide De Wingerd van begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen. Dichter van dienst was Max Temmerman.
Via het uitvaartcentrum verneem ik dat mevrouw E.v.d.K. een dochter zou hebben die tot nu niet gereageerd heeft op een brief van het OCMW. Als ik de naam van de overledene google kom ik al snel terecht op een website over genealogie. De familienaam van E. wijst op een adellijke afkomst. Er is zelfs een stichting met diezelfde naam in Den Haag terug te vinden. Ik meld het Max en ook dat ik nog langs haar thuis zal rijden.
Het zomert volop, de straten blakeren in de zon. Het dagelijks leven dommelt in vakantiemodus. Je voelt het op straat, aan de kinderen die buiten chillen, de mensen die met boodschappen af en toe halt houden, alsof alles zin heeft om te vertragen.
E.v.d.K. heeft gewoond in een appartement in een sociale woonwijk, een straat die wat geïsoleerd ligt naast een drukkere straat in Berchem voorbij de Zurenborgbrug. Ze moet ooit getrouwd geweest zijn, in ieder geval een partner hebben gehad. Er staat immers nog een tweede naam op haar brievenbus. Ik druk op verschillende belletjes die moeten rinkelen op haar verdieping. De parlofoon geeft geen kik.
Op het gelijkvloers doet een dame wel de deur open. Ze komt in de deuropening staan. Helaas, ze kan niets vertellen over E. Ze herinnert zich dat ze Hollands sprak, dat ze slecht uit de voeten kon - ze was dan ook al diep in de tachtig - en dat ze weinig of geen toenadering zocht. De buurvrouw zegt ook dat veel mensen uit ‘den blok’ op dit moment met vakantie zijn. En dat er veel leegstand is. Van dat laatste begrijpt ze niets, voegt ze er nadenkend aan toe.
Ze voelt oprecht mee met de gestorvene en met het feit dat er niemand van vrienden, familie of buren op de uitvaart zal opdagen. Ik geef haar mijn naamkaartje als coördinator van De eenzame uitvaart met telefoonnummer en mailadres. Mocht ze aan willen sluiten, ze is van harte welkom, zeg ik. En terwijl we nog wat staan te praten, valt het haar te binnen: één van de buren heeft E. geholpen bij de verhuis naar een woonzorgcentrum. Vreemd, ik heb geen informatie over een verhuis of een woonzorgcentrum gekregen, zeg ik haar. Ze verwijst me door naar de man in kwestie wiens deurbel zich bevindt in het appartementsblok dat dwars staat op dat van haar.
Als ik echter bij de man aanbel, doet niemand open. Ik keer zonder verhaal huiswaarts, vraag me af of E. kon genieten van het groen, de bomen en struiken in het plantsoen . Van de kinderen die verderop niet voor elkaar willen onderdoen. Heeft het haar vermoeid, het gezoem en geruis van de drukkere straten verderop?
Dinsdag 12 augustus. Tegen half elf zit Max te wachten op het bankje ter hoogte van de parking. Ik kom van de eerste eenzame uitvaart van vandaag, die van meneer R.S. waar we de gang naar de strooiweide hebben afgelegd achter de zwarte Mercedes-camionette omdat de wagen die gepland was, defect was.
Terwijl ik met Max zit te praten komen de mensen van het uitvaartcentrum naar ons toe gereden, tot mijn verbazing, mét de Rolls-Roys. Toen ze vanochtend wilden vertrekken, bleek die defect. Blijkbaar heeft een collega de moeite genomen om de ceremoniewagen, intussen hersteld en wel, tot aan ‘t Schoonselhof te brengen. Het siert het centrum dat ze alle zorg voor een stijlvolle uitvaart ernstig nemen, ook als het gaat om een stadsuitvaart. Al was de zwarte Mercedes ook klasse.
Aan strooiweide De Wingerd neemt de voorgangster het welkomstwoord voor haar rekening. We zijn van stof en tot stof vergaan we, zegt ze. En ze vervolgt: wij geven aan de aarde terug wat van de aarde is. Een mooie, troostrijke gedachte, vind ik. Max krijgt daarop de gelegenheid om met zijn warme en rustgevende stem het gedicht voor te dragen dat hij voor E. geschreven heeft:
Straatgeweten
E.U. E.v.d.K. (4.5.1938 - 14.07.2025)
Om te beginnen is er de oprit, uitnodigend
als een loper. Aan de ene zijde staan bomen,
aan de andere ontvouwt zich een zomerse border.
Over het gazon trippelt een handvol vogels.
21 brievenbussen tel ik, symmetrisch gestapeld
als een bijenraat en ernaast prijken de bellen
boven elkaar. Het kost weinig moeite om er
het klavier van een piano in te zien.
(Bij u aanbellen heeft ongetwijfeld geklonken
als een sonate, het tweede deel, adagio.)
De hemel boven uw appartement kleurt blauw
en laat zich ongerept lezen als vakantie.
Het einde van uw straat ontvouwt zich
als een oplossing, een knoop die u liefdevol
hebt doorgehakt. We kunnen moeiteloos
het decor interpreteren waarin u leefde,
het uitzicht van uw jaren. Maar wat leert het ons?
Belemmerden de bomen u het zicht op de einder?
Benam de doodlopende straat u de adem
en hebt u ooit geloofd in deze of gene hemel?
Uw benedenbuur plantte in de voortuin rozen,
explosies van geur en kleur alsof ze werden
geschilderd door een pointillist. Ik buig voorover,
geef me over. De salvo’s blijven komen.
Het gedicht rolt zacht maar moeiteloos en helder tot bij ieder van de omstaanders. Max vouwt zijn gedicht op papier in vieren, steekt het terug in zijn binnenzak. De as wordt uitgestrooid.
Er hangt een vredige stilte om ons heen. Ik leg mijn roos aan één van de kantlijnen van de rechthoek, maak een laatste buiging. Zo ook Max, de voorganger en de chauffeur.
Max geeft zijn gedicht op papier aan me door, neemt nog wat foto’s terwijl we samen wandelen naar waar we elkaar voor de uitvaart getroffen hebben. Enthousiast vertelt hij hoe fijn hij het vindt, fotograferen. En dat doe je niet onaardig ook, zeg ik terwijl ik kijk naar het scherm.
Aan de uitgang kijkt Max nog wat rond: die boom daar, die zou nu wel gerooid mogen worden, zegt hij en hij wijst naar, inderdaad, een zieke, haast compleet verdorde boom. Wat hier op het kerkhof wat misplaatst is. Dan nemen we afscheid: ‘ik moet aan het werk’, zegt hij. Ik vermoed dat hij op zijn taak doelt als directeur van het cultureel centrum in Wilrijk.
Ik ga zitten op het bankje aan parking 2, wachtend op de voorganger voor de derde uitvaart van vandaag. Intussen herlees ik Max’ gedicht enkele keren en mijmer bij de intense woorden explosies van geur en kleur. Nu pas zie ik het verband: de rozen in de voortuin van E. en de roos die ik op haar laatste rustplaats heb achtergelaten. Nochtans niet afgesproken.
Alweer een prachtig gedicht, Max, net zo mooi als dat op de affiche aan mijn muur. Gelukkig mag ik jouw gedicht elke dag lezen en hoef ik niet te wachten op mijn begrafenis…