Mijn provider laat met een tekstbericht weten dat mijn telefoonrekening tegen de maximumgrens van 100 euro oploopt. Ik moet een bericht met een code naar een nummer sturen, waarna ik weer volop gebruik kan maken van hun diensten. Het totaalbedrag zal op mijn factuur verschijnen. Ik stuur de code en bereid de uitvaart van meneer P.C. voor. Die heeft lang genoeg in de koelcel gelegen.
Naar zijn levensloop is het lastiger zoeken. Er is wel een telefoonnummer van het sociaal centrum van de Antwerpse wijk Luchtbal, maar de assistente heeft meneer P.C. niet persoonlijk gekend, enkel zijn overlijdensdossier opgesteld. Op Google Maps zie ik dat hij in mijn buurt woont, maar langs zijn huis gaan kan ik niet. Volgens de sociaal assistente had meneer P.C. nog een vriend die in het ziekenhuis ligt, maar ze weet niet of hij al op de hoogte is gebracht van het overlijden van P.C. Ik vraag, omdat ik in het buitenland zit, of zij de vriend in het ziekenhuis op de hoogte kan brengen van de praktische informatie omtrent de uitvaart van meneer P.C., op begraafplaats Schoonselhof. Misschien is die vriend alweer genezen en ontslaan uit het ziekenhuis, in het andere geval kan ik alsnog een dichter zoeken. We nemen afscheid aan de telefoon en ze belooft dat ze het zou doen, de vriend opsporen, en me terugbellen indien ze hem verwittigd heeft.
Dat telefoontje komt er niet. Meneer P.C. ging een eenzame uitvaart tegemoet, zonder dichter of gedicht deze keer. Op dinsdag 13 september, om 14u00, drink ik een glas op hem, achthonderd kilometer verderop. Op mijn hand tel ik de akelige nummers, zestien, zeventien, achttien en negentien. Ze volgen elkaar veel te snel op.