Meneer W.D. is op 15 juni 1940 geboren te Antwerpen en in zijn woonst gevonden op 4 april 2013. Zijn uitvaart vond plaats op 17 april 2013 op begraafplaats Schoonselhof.
Al meer dan vier jaar hebben we enkel contact via mail, maar vandaag zal ik haar ontmoeten; Renée.
Ze had kort de gegevens van meneer W.D. via mail gedicteerd. De uitvaart zal vrijwel meteen na die van mevrouw F.D.S. plaatsvinden, mijn bevestiging van goede ontvangst volgde, waarna Renée schreef dat ze aanwezig zal zijn op de uitvaart van W.D. Een spaarzame keer hebben we elkaar aan de lijn gehad, ze zal wel iets opvangen via de dragers die terugkeren van de dienst, maar nu zal ze er een keer bij zijn. Waarom bij meneer W.D., nu pas, weet ik niet, maar het is best fijn elkaar een keer te zien, in levende lijve, op een uitvaart.
W.D. was ongehuwd, had zover bekend geen familie, en woonde in een appartement in Deurne, net over de ring. Renée liet nog weten dat op moment van schrijven er nog geen zekerheid is of het een natuurlijk overlijden, dan wel een verdacht overlijden is. Hij was al een tijdje dood toen men hem vond.
Het appartement van meneer W.D. staat achteraan in de woonwijk, tegen het park Rivierenhof aan, net voorbij het Xaveriuscollege. Op het gelijkvloers zit een apotheek, wat verderop een frituur, maar beide zijn gesloten.
Een man komt het appartementsgebouw uitgelopen. Ik houd hem staande en vraag of hij meneer W.D. heeft gekend. "Hij was uw buurman". Nee, sorry, zegt hij. Die naam is een bel en een deur, maar verder weet hij van niets.
"U moet bij de oude conciërge zijn, die woont hier nog, die kent iedereen." Ik krijg een naam en loop de inkomhal in. Het appartement is goed onderhouden, nette tegels, ingewerkte lampjes, hier en daar een kunstwerk aan de muur, of iets wat daarvoor moet doorgaan. Door de gleuf van de brievenbus van meneer W.D. zie ik een ziekenhuisrekening liggen. Boven de deurbelletjes zit het oog van een camera, dat loenst naar alle kanten. De oud-conciërge zegt naar beneden te komen. Het lampje boven het oog brandt en de zoemer van de deur gaat af, ik word doorgesluisd naar de tweede inkomhal die uitkijkt op de lift.
De oud-concierge is niet zo heel oud en kan me vriendelijk en vastberaden vertellen dat hij W.D. niet heeft gekend. Alleszins niet genoeg. Wel eens op de gang gezien, zelfs een paar keer.
"Hij lag al een tijdje dood op zijn kamer", probeer ik. Het blijft even stil.
"Wel, het is een groot gebouw." Dat wil ik tegenspreken, maar ik hou mijn mond. "U moet maar eens proberen bij deze mevrouw, die kende hem misschien." We lopen samen naar de deurbelletjes in de eerste inkomhal waar ik op een nieuw knopje druk. Niemand geeft gehoor.
Ik lees verder in mijn boek op het bankje naast de ingang van de begraafplaats, terwijl de kale ceremoniemeester rond zijn kleine auto ijsbeert. We wachten op de corbillard met meneer W.D. Er draait een auto Schoonselhof op.
"Dat is Renée", zegt de ceremoniemeester.
Renée en ik schudden handen en glimlachen. Donker blond haar in halve krullen, boven een zwart mantelpak, zoals het hoort in dit bedrijf. Ik zeg dat ik zelf een gedicht heb geschreven. Er was geen andere dichter beschikbaar; de een was met vakantie, de ander verwacht een kind en kan maar beter stilstaan bij het leven. Renée had nog via mail laten weten dat het een natuurlijk overlijden betrof, aangezien er via justitie geen andere doodsoorzaak was meegegeven.
"Het is alweer van februari geleden dat er nog eenzame uitvaarten waren, en nu plots twee", zeg ik.
"Ik vergelijk het soms met het overlijden van baby's. Als we een pasgeboren kindje moeten begraven, zijn we er zeker van dat er nog een paar volgen. Het komt in golven." Dat verhaal slik ik even door.
"Doet Etienne nog uitvaarten?" Hem heb ik sinds kerst al niet meer gezien.
"Ik heb hem gisteren nog aan de lijn gehad. Hij heeft nog steeds last van zijn rug." Net als Bert. Ik vraag of ze haar werk graag doet.
"Ja hoor, al dertien jaar. Vooral de wachtdienst. Bij de mensen langs gaan, de uitvaart regelen. Ze tevreden stellen. Alleen 's nachts uit bed gebeld worden, went niet."
Een paar minuten voor één uur zegt de ceremoniemeester dat we van start kunnen gaan. Ik mag in zijn autootje meerijden tot aan het perk.
Nieuwe kuil, nieuwe bloemen, weer drie rozen.
Dagelijks de honderden jongeren onder het raam,
joelend van lessenaar naar Blackberry, popelend
om de toekomst. Buurman A en B op de gang,
hun voetstappen op dure tegels, een tas boodschappen
begluur je door het spiekgaatje van de deur. Een vrouw
komt om pijnstillers bij de apotheek onder jou.
Laatavondgasten bij de frituur in de straat,
lantaarns springen aan. Je hoofd barst.
Welkom, prevel je.
Ik ben zelf gaan zien: het park, de school, de winkels -
ze zwijgen niet. De wolk van vlees schuift
onverbiddelijk voorbij, vrolijk zingend en zorgeloos,
jouw gezicht vol gesprekken ontziend. Leg je nu
zacht neer bij het oorverdovende dat je niet hebt verdiend.
Het blijft stil na mijn voordracht. Het gedicht wordt onder een schroef van het deksel gedraaid, naast mijn rozen. De vier dragers tillen de kist boven de kuil en laten hem zakken met de rolluiktouwen. Buiging. Renée stapt naar het graf en laat op haar beurt haar hoofd zakken. We verlaten het perk.
"Een mooi gedicht", zegt Renée na een lange stilte. "Wil je een lift naar het centrum?" In de wagen hebben we het over de vijf jaar dat we elkaar mailen. Ik vertel dat het me begint te dagen dat ik er niet zomaar mee kan ophouden, ook al spookt dat idee nog niet door mijn hoofd. Het idee om mensen die op de vluchtstrook van hun leven zijn beland, een waardig afscheid te bezorgen is haast onbezonnen ontstaan, nu het me duidelijk wordt dat het eenzaam sterven in deze stad, en ver daarbuiten, niet zal stilvallen.
Waar de dragers eerst nog zwarte vlekken achter een brommende lijkwagen waren, begin ik ze stilaan te kennen. Ik onthoud hun namen, weet van sommigen waar ze op vakantie gaan, ken hun gebaren - ook al zitten er soms grote gaten tussen ons wederzien. En nu is er ook op de Met-Vriendelijke-Groeten-Renée een gezicht verbonden.
Ze zet me af aan het Sint-Vincentiusziekenhuis waar ik de tram kan nemen. Tot de volgende mail, zeg ik.