Meneer H.H. werd geboren in Antwerpen op 22 november 1925. Hij is gestorven in het wzc Lozanahof in Antwerpen op 10 oktober 2024. De asuitstrooiing heeft plaatsgehad op dinsdag 5 november om 12:00 in Antwerpen, op begraafplaats ’t Schoonselhof, strooiweide De wingerd.
Meneer H.H. was net geen negenennegentig toen hij op donderdag 10 oktober in het woonzorgcentrum overleed. Twee jaar eerder woonde hij alleen, maar nog zelfstandig, in een huurhuis in Deurne. Door een ongelukkige val moest hij opgenomen worden in het ziekenhuis. Daarna werd hij overgebracht, voor wat men noemt een ‘kort verblijf’, naar een woonzorgcentrum. Zelfstandig wonen bleek echt geen optie meer. Meneer H.H. moest zijn verlangen naar zelfstandigheid laten varen en vanaf dan definitief gaan wonen in een woonzorgcentrum, een ander trouwens dan waar hij eerst was.
Ìk verneem het allemaal van de huisbazin die zich als contactpersoon had opgegeven bij opname in het wzc.
Hulp van familie zat er voor meneer H.H. niet in. Zijn vrouw was lang geleden gestorven. Het uitvaartcentrum meldt dan weer dat hij een zoon en een dochter moet hebben gehad maar het contact met beide kinderen was al jaren verbroken. De zoon en dochter hebben vanuit het OCMW een overlijdensmelding ontvangen per post, maar noch het OCMW noch het uitvaartcentrum heeft iets van de kinderen mogen vernemen.
De huisbazin die ik opgebeld heb, tekent meneer H.H. als een zwijgzame, rustige man. Ook bij mijn bezoek aan het wzc vertelt de zorgkundige en de verpleegkundige die tijd voor me willen maken, dat hij een lieve man was, nogal op zichzelf, in geen geval een lastpost. Voor het eten ’s middags kwam hij in de eetruimte met de medebewoners in contact maar de rest van de tijd bleef hij op zijn kamer. Hij moest bij opname en tijdens de reconstructie van zijn levenswandel vaak wenen, zo weet men mij nog te zeggen. Er moet veel verdriet hebben gewoeld in die stille inborst van meneer H. Tot aan zijn dood is hij helder van geest gebleven.
Hij was kind van gescheiden ouders. Zijn zus was na de scheiding bij de moeder grootgebracht. Hij werd als kleine jongen door de oma opgevoed. Na de dood van oma ging de jongen alsnog bij de vader wonen.
Als volwassene was meneer H. vrachtwagenchauffeur geworden. Hij was geïnteresseerd in mechanica, ging graag vissen in het Rivierenhof en vaak reed hij met zijn koersfiets een eind weg, zelfs tot aan de Belgische kust en terug. Een reisje af en toe veroorloofde hij zich in de tijd dat hij nog goed te been was. Veel vrienden heeft hij nooit gehad. Hij hield van dieren, vooral van katten.
De uitvaart vond plaats op de middag van 5 november in ‘t Schoonselhof. In de dagen ervoor wijken mijn gedachten af en toe in stilte uit naar meneer H. Ik betreur dat ik geen foto van hem heb kunnen bemachtigen. Ik heb het gevoel dat ik hem wel aardig zou hebben gevonden. Wellicht is mijn aanvoelen veroorzaakt door de warmte waarmee de mensen in het wzc en de huisbazin over deze man hebben gesproken.
Ik heb alle informatie die ik tijdens mijn bezoek aan het wzc en telefonisch van de huisbazin had verzameld aan dichter Lies Van Gasse bezorgd. Wij treffen elkaar, iets voor twaalven, ter hoogte van parking 2, aan de fietsenstalling. Enkele minuten later arriveert de corbillard met de voorganger en de chauffeur die ook uitstrooier van dienst is.
Na onze stille tocht achter de ceremoniewagen houden we halt ter hoogte van strooiweide De wingerd. Eerst verwelkomt de voorganger ons nu officieel – we hebben elkaar ook al begroet aan de parking uiteraard – en dan leest Lies het gedicht dat ze voor meneer H.H. heeft geschreven:
Het was die plek, zo weggedroomd
en kleine reisjes, geknars.
Plots kwam er geen beweging meer
in de tandwielen van de tijd.
Met woorden maak je minder vuil.
Tenminste, dat dacht je dan.
Je kan niet ook nog eens naar boven vallen.
Toch leek het op sommige dagen
alsof er regen door een hart had gestroomd,
en stroomde, een hart dat weg wou,
dat vanbinnen,
dat gebarsten,
dat te lang al,
dat alleen en
onbeschermd –
Dieren kwamen samen.
Ze bespraken de herinneringen
die je ergens in hen begraven had.
Katten vingen je tranen,
sorteerden ze op plaats en richting,
verzamelden ze tot een rivier.
Het hart was vast en bleef vertellen
over hoe het zich vulde met vissen.
We sneden je weg uit de tijd.
Het gedicht wekt in mijn verbeelding een gelijkaardige warmte en troost zoals ik gevoeld heb in mijn gesprekken met de mensen die me over meneer H.H. hebben verteld. Reden ook waarom wij, dichters en coördinatoren van De Eenzame Uitvaart doen wat we doen.
Ik vertel het omdat me recent nog gevraagd werd 'waarom poëzie?'. Dat was tijdens een lezing - het was veeleer een gesprek gevolgd door een schrijfworkshop - in een middelbare school in Antwerpen. Over wat eenzaamheid kan zijn en over De Eenzame Uitvaart praat ik met jongens en meisjes van zeventien, achttien jaar. En ik merk aan wat ze vragen en vertellen, en later ook zelf neerschrijven in brieven en gedichten, hoe eenzaamheid deel uitmaakt van ieders eigen individuele leven. Ook in de mooiste ontmoeting ligt immers eenzaamheid op de loer.
Bedankt voor jullie fantastische werk