Meneer M.F. werd geboren in Lier op 5 augustus 1939. Hij is gestorven in woonzorgcentrum Sint-Bartholomeus in Merksem op 13 juli 2024. De asuitstrooiing vond plaats op 6 augustus 2024 op de strooiweide De blauwe regen, begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen om 10:00.
Bij de oproep van het uitvaartcentrum verneem ik dat er nog een vriendin zou zijn van meneer M.F., maar haar telefoonnummer is niet meer in gebruik, zo blijkt. Ook het OCMW heeft haar niet kunnen traceren aangezien mevrouw geen familie is van de overledene. Er was nog een kans dat zij zelf contact zou opnemen, maar dat is niet gebeurd.
Het zomert gul, al zijn het geen onmenselijk hoge temperaturen. Als ik in het wzc in Merksem aankom, staan vanuit de binnentuin gezien, nogal wat ramen en deuren open. In de grote vijvertuin wandel ik voorbij een prachtige waterpartij met lotusbloemen en rietbegroeiing, Hoge bomen gunnen veel schaduw aan mensen die her en der zitten te keuvelen. Op het terras onder parasols zijn bewoners in gesprek met hun bezoek of ze spelen kaart of een ander gezelschapsspel. Binnen is op de televisie de ronde van Frankrijk in volle gang en intussen komt een medewerker me tegemoet.
Hij haalt er graag een jongere collega bij die het meest in contact is geweest met de overledene. Van de te contacteren vriendin waren ze eveneens op de hoogte maar ze hebben haar niet op bezoek weten komen in het wzc.
Meneer M.F. had vier broers en drie zussen. De oudste broer zou vroeg gestorven zijn. Geen van de andere broers of zussen zijn op bezoek geweest. De vraag rijst uiteraard of ze nog leven.
In ieder geval was M. graag gezien in het wzc. Een stille, rustige man. Er hangt een zwart-witfoto van hem, samen met andere foto’s – van andere overleden bewoners, gis ik – waar hij languit ligt te genieten in een zomerse tuin, naast een bloemenperk. Zou meneer M.F. van bloemen gehouden hebben?
Hij was geen babbelaar. Tijdens het intakegesprek liet hij optekenen dat hij school had gelopen ‘bij de nonnen’ in een dorp dichtbij Diest. Vanaf zijn veertiende was hij in een weverij te werk gesteld. Daarna werd hij arbeider in de kolenmijnen in het Limburgse. Dertig jaar lang en met veel plezier is hij in de mijnen afgedaald. Zo vertelde hij bij aankomst in het wzc.
Meneer M.F. was opgenomen in het wzc na een val. Hij wilde echter niet naar het ziekenhuis. M.F. is tot in de laatste levensfase helder van geest gebleven.
M.F. is tweemaal getrouwd geweest. Van zijn eerste vrouw was hij gescheiden, van de tweede was hij weduwnaar. Hij had vier dochters. Geen van de dochters is hem ooit komen opzoeken, voor zover de medewerkers van het wzc weten. Een vriendin van meneer M.F. stond vermeld als ‘te verwittigen’ als er hem iets overkwam. Helaas is er geen contact mogelijk geweest met de dame. Het telefoonnummer bleek niet meer te bestaan.
In het wzc had hij kennisgemaakt met Anna, een medebewoonster met wie hij een band had opgebouwd. Hij had de verpleegkundige verteld dat hij naar haar dood in gedachten nog vaak met haar sprak en dat hij daarin troost vond.
Op de dag van de uitvaart is het ook alweer vanaf 's ochtends zomerweer en behoorlijk warm tijdens mijn fietstocht naar ‘t Schoonselhof. Van ver zie ik al dat Anthony en Florian de voorganger en chauffeur van dienst zijn. Ook dichteres Lies Van Gasse is al op post.
De corbillard houdt halt ter hoogte van de strooiweide De blauwe regen. Na het woordje ter verwelkoming van de voorganger leest Lies haar gedicht voor:
Toen liet je je armen hangen
en je lichaam, zwaar van plots verdriet,
boog zich in een groet naar de aarde.
Je herinnerde je het graven,
lange gangen waarin je oplichtte als een kanarie,
stugge gebaren, herinneringen, door de tijd bedolven,
het borstelen, worstelen,
je hart dat zo diep nog
zonk, zong een lied van
een leven, verweven, een vlecht,
verknoopt in andere levens.
Ik vond een haar in je bestanden
en ik voel de draden trekken.
Na de uitstrooiing nemen we samen de tijd om als laatste eerbetoon aan meneer M.F. met een gezamenlijke buiging te groeten. De blauwe regen achter ons wiegt in het zomerbriesje dat zich hier ophoudt, zachtjes mee.
Terwijl we naar de uitgang wandelen merkt Lies op dat een van de takken van de blauwe regen die zich hier om de pilaren van de strooiweide slingert, nog een enkel bloesemtakje vertoont. Opmerkelijk ook, zo gaat ze verder, dat de klimplant hier geen blauwe maar witte bloesem draagt. Zou de kleur afhangen van de zuurtegraad van de grond, net zoals bij de hortensia? We keren op onze stappen terug om er alsnog naar te kijken. Weer wiegen de takken even in de zachte bries.
In stilte stel ik me voor dat meneer M.F. mag rusten in het gezelschap van de laatste, wiegende witte bloesem van de blauweregen.
hoe kunnen al deze gedichten toch zo mooi zijn....ze maken je zo gelukkig bij een triest evenement