Meneer G.G. was geboren in Siculiana (Italië) op 24 juli 1945. Hij stierf op 20 oktober 2024 in het Sint-Elisabethziekenhuis in Antwerpen. De uitvaart vond plaats op vrijdag 22 november 2024 in Antwerpen, op strooiweide De Wingerd van ’t Schoonselhof in Antwerpen.
Meneer G.G. woonde in Antwerpen-Noord, in een serviceflat, hij stierf in het ziekenhuis. Hij is negenenzeventig jaar geworden. Zeven jaar jonger was hij dan de meest bekende Italiaan in België Rocco Granata. Terwijl ik meneer G.G. google om te zien of hij een facebook heeft gehad, kom ik drie mannen tegen met dezelfde naam: een vioolbouwer, een generaal-majoor en een man die werkt bij Cybersecurity.
Ik zoek maar vind geen telefoonnummer voor het ‘onthaal’ in het Sint-Elisabethziekenhuis. Dat nummer bestaat gewoonweg niet, of preciezer gezegd, ‘niet meer’. Blijkbaar is het ziekenhuis een van de vele in Antwerpen die gefuseerd zijn tot een gigant, de zogenaamde ZAS, Ziekenhuizen Aan de Stroom. Het is de grootste fusie van ziekenhuizen in heel België met wel 10.000 medewerkers, lees ik op de website. Zo kunnen ziekenhuizen vandaag de dag veeleer als bedrijf georganiseerd worden. En gerund.
Ik sakker wat, de toegankelijkheid van de ziekenhuizen is er niet bepaald makkelijker op geworden. Minstens één iemand van die 10.000 medewerkers moet meneer G.G. verzorgd hebben maar hoe ga ik die vinden? Ik vul een aanvraagformulier in om gegevens van meneer G.G. op te vragen. In een bericht onderaan waar ruimte is voor een persoonlijke noot, leg ik bondig uit waarvoor ik de vraag stel. De ochtend daarop krijg ik een, weliswaar beleefd, antwoord dat ik geen gegevens krijg van meneer aangezien ik geen verwante van hem ben.
G.G. sloot aan bij de warme maaltijden die ’s middags in het dienstencentrum vlakbij worden aangeboden. Meer verneem ik niet als ik bel naar het secretariaat van het dienstencentrum. De dag daarop begeef ik me naar de serviceflats en zie twee mannen wat verderop op het binnenplein staan praten. Nadat ik me heb voorgesteld, opent één van de twee - hij heeft blijkbaar een sleutel of loper – de algemene toegangsdeur maar verkondigt tegelijk dat er niemand ‘binnen’ is van het dienstencentrum. Hij kende G.G. ook niet, zegt hij. Kom morgen eens terug, dan is er zeker iemand op ‘den bureau’, zegt hij.
Wanneer ik een dag later iemand van het dienstencentrum aan de lijn krijg, word ik onmiddellijk doorverbonden met een man die G.G. gekend heeft. Helaas spreekt de man heel moeizaam. Is hij oud? Ziek? Spreekt hij gewoonlijk een andere taal? Terwijl ik aftast en doorvraag meen ik te begrijpen dat deze man de overledene wel eens tegenkwam op straat voor een babbeltje. Dat G.G. nogal op zichzelf gericht was en wel eens te veel dronk. Hij was daardoor enorm zwaar geworden. Tot hij plots fel vermagerde. De drank moet hem de das omgedaan hebben, zo meen ik te moeten verstaan. Er hing een foto van een mooi meisje aan de muur in zijn flat. Maar wie dat meisje was, daar had de man aan de lijn geen idee van. Hoe de overledene dan zoal de dag doorbracht? G.G. keek het liefst tv, Italiaanse films en het voetbal. Ik leid af uit het geaarzel en het zoeken naar woorden dat de man betreurt hoe weinig hij me kan vertellen.
Mijn gedachten waaieren uit naar films als Una Giornata Particolare, Quo Vadis, de Don Camillo-reeks. Zou G.G. ook La grande bellezza even onvergetelijk hebben gevonden als ik zelf vind?
Wat me ook bezighoudt tijdens de aanloop naar de uitvaart: zou het meisje van de foto aan de muur meneer G.G.’s dochter kunnen zijn? Van het uitvaartcentrum heb ik vernomen dat er in ieder geval een dochter was. Maar de relatie bleek zodanig verstoord dat zij van alles van meneer G.G. afstand had gedaan.
Meneer G.G. was geboren in Siculiana, een gemeente in de provincie Agrigento, aan de zuidkust van Sicilië. Een paradijs van zon en licht, heuvels en stranden. Zo lijkt het in ieder geval op promotiefoto's van hotels. Meneer G.G. was van het jaar 1945, net op het einde van de tweede wereldoorlog. Wellicht is hij als jongetje met zijn ouders in de eerste of tweede golf van gastarbeiders uit Italië in België terechtgekomen. Na de tweede wereldoorlog rekruteerde België immers bijzonder veel arbeiders uit Italië, meer bepaald uit Sicilië, voor het werk in de mijnbouw en de industrie. Het was vreselijk hard labeur in vaak mensonterende omstandigheden. De helft van de honderden slachtoffers tijdens de mijnramp in Marcinelle waren overigens van Italiaanse oorsprong. Dat was in 1956. Toen was G.G. in zijn elfde levensjaar. Zou hij familie, zijn vader, een broer, een oom verloren hebben bij deze grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis?
Vrijdag 11 uur, het miezert. En het is druk op ’t Schoonselhof. Veel uitvaarten tegelijk. Dat wordt afspreken wie eerst vertrekt en het verst moet doorrijden langs de strooiweiden. Die liggen alle langs de linkerkant van de toegangsweg die maar één auto breed is.
Wij - dat zijn Peter, de voorganger, de chauffeur en ik - vertrekken stipt om elf uur. Onze halte is De Wingerd. Na onze gezamenlijke buiging en het welkomstwoord van de voorganger licht Peter toe dat hij zijn gedicht ook naar het Italiaans vertaald heeft en dat hij beide versies, de Nederlandse en de Italiaanse, voor zal lezen:
Waaraan dacht je in je dromen, Gigi? Aan een zee nog blauwer
dan de ogen van een Husky? Aan een zon die alle parasols ineens
doet openbloeien? Aan het Santuario, de kroon op je stad,
waar je kon proeven van de hemel? Aan dure pakken en donkere
zonnebrillen die zaakjes regelden? Of aan het spierwitte stationnetje
dat jonge herders lokte? Aan al dat zuiders licht dat stikte
in de mijnen of langzaam doofde in klamme barakken
vol kinderen en vrouwen, grijs geworden in één nacht?
Aan een jongetje dat verdriet zoog uit de borst van zijn moeder,
woede voelde in de hand van zijn vader, gemis las in de rimpels
van een nonna die haar oogappel zo weinig zag?
Zwijgzaam werd je als de rotsen van je eiland. Buitenstaander
in dat binnenland van ons. Balling in een weerbarstige taal.
Je hart wist zich geen blijf met jou. Te zuiders voor het noorden.
Je kompas sloeg hier op hol. Je nam een vrouw, je kreeg een dochter,
maar het gat in je hart werd niet gedicht. Zelfs niet met al die grappa.
Je danste op het ritme van Messina. Eindelijk Serie A.
Beschonken sliep je in met Sophia Loren of Gina Lollobrigida.
Maar de ochtend ontnuchtert. De ochtend was Belgische regen.
Je laveerde tussen slager en supermarkt in de Dambruggestraat,
je at jezelf broodmager tot de honger ophield op een dag.
Nooit zal er nog een winter komen, Gigi. Welkom thuis in Siculiana.
A cosa pensavi nei tuoi sogni, Gigi? A un mare ancora più blu
degli occhi di un Husky? A un sole che fa fiorire tutte
le ombrelloni insieme? Al Santuario, la corona della tua città,
dove potevi assaporare il cielo? A abiti eleganti e occhiali da sole scuri
che regolavano gli affari nell’ombra? O alla stazione candida
che attirava i giovani pastori? A tutta quella luce meridionale
che soffocava nelle miniere o lentamente si spegneva in baracche umide
piene di bambini e donne, invecchiate in una sola notte?
A un bambino che succhiava la tristezza dal seno della madre,
provava rabbia nella mano del padre, leggeva la mancanza nelle rughe
di una nonna che vedeva pochissimo il suo nipote prediletto?
Diventavi silenzioso come le rocce della tua isola. Straniero
in quella nostra terra. Esiliato in una lingua ostinata.
Il tuo cuore non sapeva che farsene di te. Troppo meridionale per il nord.
La tua bussola impazziva qui. Prendesti una donna, ebbe una figlia,
ma il buco nel tuo cuore non si è mai chiuso. Neppure con tutta
quella grappa. Ballavi al ritmo di Messina. Finalmente Serie A.
Sbronzo ti addormentavi con la Loren o la Lollobrigida.
Ma la mattina disillude. La mattina era pioggia belga.
Navigavi tra la macelleria e il supermercato nella Dambruggestraat,
ti facevi magro mangando, finché la fame non si fermò un giorno.
Non ci sarà più un altro inverno, Gigi. Benvenuto a casa a Siculiana.
Zowel de voorganger, de chauffeur als ik kunnen ons optrekken aan iets lichts in de melancholie, aan de muzikaliteit van Peters gedicht, niet in het minst tijdens de Italiaanse versie. En gek, maar tijdens Peters lectuur miezert het even niet meer. Zodra we afscheid hebben genomen, begint het weer te druppen. Alsof gods hand er zich mee bemoeid heeft. Zo zegt de voorganger nog. En ik vraag me het af: zou G.G. gelovig zijn geweest?
Peter, hoe aangrijpend, soms pijnlijk(goed bedoeld) dit gedicht binnenkomt...nóg méér in het Italiaans dan in het Nederlands. Met zo weinig achtergrond van iemands 'leven, zo'n treffende woorden kunnen neerpennen, dát is KUNST, KUNST die binnenkomt in mijn hart...dankjewel...lieve groeten, Tonia
Prachtig geschreven. Dank u.