Mevrouw C. V. C. was geboren in Overboelare (Oost-Vlaanderen) op 12 augustus 1937. Zij is gestorven in het woonzorgcentrum Lozanahof in Antwerpen op 2 mei 2025. De uitstrooiing van de as vond plaats op dinsdag 27 mei 2025 om 10:30 op de strooiweide De wingerd van begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen. Dichter van dienst was Peter Theunynck.
Enkele dagen voor de uitvaart fiets ik tot bij het woonzorgcentrum waar mevrouw C.V.C gestorven is, twee straten voorbij mij thuis. De man op het secretariaat herkent me van een paar eenzame uitvaarten eerder dit jaar. Enkele zorgkundigen op de verdieping waar de overledene gewoond heeft, maken tijd voor me vrij. Zoals gewoonlijk leg ik eerst uit wat mijn taak is. Ik wil een idee krijgen van wie mevrouw C.V.C. geweest is, welke indruk ze op de medebewoners en het verzorgend personeel heeft nagelaten.
Ze moet erg gesteld geweest zijn op een verzorgd voorkomen, zo wordt me onmiddellijk duidelijk gemaakt. Ze smeerde zonder fout dagelijks handcrème op, stond erop zichzelf grondig te wassen, al kon ze dat eigenlijk zelf niet goed meer. Het is een keer voorgevallen, zo herinnert zich mijn gesprekspartner, dat mevrouw ontsmettingsmiddel in haar haar had aangebracht. Of dit niet tegelijk getuigt van een gevoel van eigenwaarde, opper ik. Tuurlijk, verzekert me de zorgkundige. Ze gaf niet graag de zorg uit handen. Dat siert haar.
Contact maken lag niet voor de hand voor C. V. C., ze was meestal nogal wantrouwig, volgde alles nauwgezet op, haar medicatie, doktersbezoek, het komen en gaan van het personeel, van bezoekers, medebewoners. Ze had een dochter die lijdt aan een psychiatrische aandoening. De dochter belde haast elke maand, verneem ik, om te zeggen dat ze de maand erop langs zou komen. Maar dat gebeurde zelden. En als ze langs kwam, ontaardde het bezoek nogal eens in chaos. Ze zou niet aanwezig kunnen zijn op de uitvaart.
Op mijn vraag wat de overledene zoal plezier kon doen, klinkt het als uit één mond dat ze graag snoepte. Chocolade, vooral. En naar de mensen kijken, dat deed ze ook graag. Nadat ze zich opgemaakt en ontbeten had, nam ze steevast plaats in de cafetaria om alle passage gade te slaan. Er waren af en toe de ‘sociale gesprekjes’ maar over het verleden vertelde ze nooit. Al is ze dan getrouwd geweest en had ze een dochter, is ze zelf kind geweest van iemand. Er stonden wat meubeltjes van haarzelf in de kamer, maar er waren geen foto’s van familieleden opgehangen of neergezet. Beroepsleven? Geen idee.
Ik bedank de mensen voor hun tijd en mail mijn notities naar Peter die intussen bereid gevonden is om een gedicht te schrijven. Wat is het soms moeilijk, vind ik, om hoogte te krijgen van wie een overledene geweest is, wat haar of zijn leven moet zijn geweest dat nu definitief door mensen afgesloten te worden. Want dat is uiteindelijk wat we doen, iemand de eeuwige rust toewensen.
Op dinsdag 27 mei komt Peter per fiets aangereden als ik met de voorganger en haar chauffeur op de plaats van afspraak sta te praten over C. V. C. We zijn, zoals meestal, en petit comité. Vragen ons af hoe het met de dochter zou zijn. Zo opgesloten in haar lichaam, hoe moet haar verdriet, haar rouw een plaats krijgen? Peter vertelt dat hij Overboelare gegoogeld heeft. Er is daar een vliegveld blijkbaar waar de Skymaster te bezichtigen is, een vliegtuig met een hele, zeg maar, turbulente geschiedenis... Afin, ik heb me daardoor laten inspireren, glimlacht hij.
Na de rituele geplogenheden draagt Peter zijn gedicht voor:
Uren zit je in de cafetaria.
Je volgt er de passage
zoals visserke vis
aan de rand van het water.
Dag theekop, dag melkglas,
dag dienblad op tafel,
dag kindje met de fiets
op de stoep met de bloem.
Vroem, vroem. Alles vloeit hier,
zelden spoelt iets aan.
Niemand aan de lijn,
nee zelfs een dochter niet.
Elke nacht heb je gedroomd
dat ze zou komen. Dat jullie
dan samen aan de ontbijttafel
de fijnste chocolaatjes aten.
Kam nog maar even je haren,
smeer wat crème op je handen,
een toefje ontsmettingsalcohol
kan geen kwaad, dan ben je klaar.
Ik sta al een tijd voor je deur.
Je had me zeker niet zien komen.
Ik kom je ontslaan uit de sleur.
Ik neem het stuur van je over.
We rijden naar Overboelare,
hoor je het gedender al?
Zie je de Douglas C-54 Skymaster?
Hij ligt al jaren aan de kade.
Je bent onze enige passagier.
Beenruimte zat. Plaats voor al je bagage.
Kies maar een stoel bij het raam.
We blijven staan om je uit te zwaaien.
Het gedicht van Peter dat door hem met zachte, warme stem, uitgesproken worden, roept een stille wereld op waarin we binnen een vertrouwde intimiteit afstand nemen. Ze geven onze kleine ceremonie een hartverwarmend karakter, zo voel ik het althans aan.
Soms kiest een dichter ervoor om de dode aan te spreken. Zoals Peter hier gedaan heeft. Je zou kunnen zeggen, daar merkt de dode toch niks van. En dat is waar. Maar toch. Er spreekt troost uit, of beter nog, een vorm van genade. Mevrouw D. C. was van 1937, is net geen achtentachtig geworden. Misschien heeft ze een gewoon leven gehad, met moeilijkheden, verdriet en pijn, en met geluksmomenten. Zoals iedereen. Uiteraard had zij ook haar mooiere en minder mooiere trekjes. Zoals iedereen. Maar zo loopt het soms. Dat je met de jaren de eenzaamheid in gesukkeld bent. Niets garandeert dat het u of mij niet zou overkomen.
Mooie en treffende symboliek, mevrouw C.v.C. werd waardig en passend uitgewuifd voor haar laatste reis, haar laatste uit-varen.