Mevrouw J.V.L. is geboren op 29 januari 1920 in Antwerpen en daar overleden op 18 januari 2009. Haar asuitstrooiing vond plaats op 23 januari 2009 op begraafplaats Schoonselhof.
Twee uur voor de eerste eenzame uitvaart heb ik met de uitvaartondernemer afgesproken. Zijn kantoor bevindt zich aan de Sint-Bernardsesteenweg in Hoboken, een lange steenweg die zich loodrecht door de wijk het Kiel en Hoboken snijdt, om uit te monden op begraafplaats Schoonselhof. Naast dit kantoor heeft de uitvaartondernemer nog enkele andere filialen in de rand rond Antwerpen, bijna allen voorzien van een eigen rouwcentrum en wagenpark. Zijn Firma ligt onder contract bij het OCMW Antwerpen en regelt voor hen al enkele jaren de uitvaarten van minder gegoeden. Daarom wil zaakvoerder Anthony niet dat zijn firmanaam wordt vermeld. De klanten zullen anders denken dat we enkel de armen begraven, zegt hij.
Anthony en ik moeten ook nog andere zaken bespreken; over hoe een eenzame uitvaart zal verlopen, op welk moment de dichters hun gedicht voorlezen, en ook belangrijk: hoeveel eenzame uitvaarten hij per jaar verzorgt.
‘Toch zeker een tiental per jaar,' zegt hij. ‘Maar de ene maand hebben we er vijf, de andere geen.’ Anthony loopt springerig door zijn kantoor op de eerste verdieping en steekt een sigaret op. Ik zit aan de hoogglanzende houten tafel met een kopje sterke koffie, het soort bittere koffie dat je altijd krijgt op koffietafels. Door de hoge glasramen schijnt het gefilterde januarilicht binnen.
Ik laat hem de handgeschreven brief lezen die ik eerder die week per post kreeg. Een zekere Frans bericht daarin over zijn gewezen collega en volgens hem tevens familie van Fidel Castro; de oude zeeman Rodolfo Mendez. Rodolfo woonde op een klein appartementje op Linkeroever tot Frans in 2004 de verjaardagswensen die hij naar Mendez stuurde terugkreeg. Rodolfo bleek door een gasontploffing in zijn kamer langzaam en pijnlijk te zijn gestorven. Op zijn begrafenis waren twee buren aanwezig. Rodolfo was een eenzaat. Frans schreef voor het graf van Rodolfo het gedicht ‘Schoonselhof U38’: “Rodolfo Quevodo Mendez, maat, / alleen twee zeelui bij je grenenkist: / een Griekse en een Hondurese buur, / zeelui zoals jij destijds en zoals ik.”
Anthony vouwt de brief weer dicht en lijkt overtuigd te zijn van het nut van 'De eenzame uitvaart'. ‘Mijn neef runt een dierencrematorium,' zegt hij. 'Daar worden de dieren soms met meer eer behandeld. We spreken nog steeds over mensen.’
Zijn secretaresse brengt een tweede tas koffie, en we praten over de eerste eenzame uitvaart, die van mevrouw J.V.L. Ceremoniemeester Bert wordt erbij gehaald, die vaak de uitvaartdienst leidt. Een rijzige en magere man in zwart pak stapt binnen, zijn hoed in de hand.
‘Uitzonderlijk verzorgen we een kerkelijke ceremonie, als dat in de laatste wilsbeschikking is gespecificeerd. Nu, de dienst is erg sober. Er worden een paar teksten voorgedragen en we groeten,’ vertelt Bert.
‘Soms hebben we een crematie, waarna de urne achteraf naar de begraafplaats wordt gebracht voor de uitstrooiing,’ vervolgt Anthony. Bert vindt ons idee om bij elke eenzame uitvaart een dichter een persoonlijk gedicht te laten schrijven, erg mooi. Hij stelt voor om in plaats van de teksten uit hun mapje te gebruiken, nu de dichter aan het woord te laten tijdens de dienst.
De Firma wist erg weinig te vertellen over J.V.L. dus had ik naar het rusthuis gebeld waar ze de laatste jaren had doorgebracht. Na enkele wachtmuziekjes werd ik doorverbonden met de persoonlijke verpleegster die me enkele karaktertrekken en anekdotes kon vertellen. Van J.V.L. moesten de gordijnen altijd openblijven. Haar handtas liet ze nooit los, daarin zat een mooie zakdoek, en een foto van haar overleden man. Ze zat in een rolstoel, maar daar wilde ze uit, ze wilde naar haar man. Het voelde raar aan om door de telefoon het leven van een onbekende te overlopen.
Het is tijd om ons naar Schoonselhof te begeven om de eerste eenzame uitvaart te verzorgen. Ik heb om kwart voor twee aan de parking van het crematorium met Joke van Leeuwen afgesproken, die het eerste uitvaartgedicht wilde schrijven voor mevrouw J.V.L. - toevallig dezelfde initialen als haar.
Ik mag meerijden in de Humvee van Anthony, een zware tank waarmee je hoog en droog op de weg uitkijkt. 'Gekocht na een ongeluk met mijn vorige wagen,' zegt hij. Begraafplaats Schoonselhof ligt aan het einde van de Sint-Bernardsesteenweg, waar tram 24 zich draait om weer koers naar de stad te zetten. Ik vertel over de dichter en tevens begrafenisondernemer Thomas Lynch die in een van zijn essays het idee oppert om een golfbaan te combineren met een begraafplaats; een 'golfatorium'. Immers, begraafplaatsen worden uit het centrum geweerd omdat mensen zich het liefst zo ver mogelijk weg houden van het graf. We moeten opnieuw wennen aan de dood, en hoe kan dat beter dan met een ontspannen uitje naar grootmoeder, met de golfstick in de hand en het balletje op haar buik?
Na een kwartiertje houdt de Humvee halt voor het crematorium. Joke staat al op de parking te wachten. We schudden handen en overlopen nog even hoe de eerste uitvaart zal verlopen. Dan rijdt de lange grijze auto voor, waarna we er in een mager rijtje achter lopen. De dragers hebben hun zwarte overjassen met het logootje van de Firma aan en vouwen de handen op de buik. Hoewel het maar de tweede strooiweide is, lijkt de dreef erg lang. Er steekt een felle wind op waardoor we allemaal bijna voorovergebogen achter de lijkwagen aan lopen, alsof we nu al een buiging maken voor mevrouw J.V.L., tot we aan de juiste strooiweide komen.
De wagen stopt. Ik ben nerveus voor wat zal komen.
De laadklep gaat open, en daar in de veel te grote kofferruimte staat de urne met mevrouw J.V.L. in. Een drager houdt met beide handen de bus voor zich en draagt hem tot aan de sokkel naast de strooiweide. Hun gebaren verraden routine, hoewel Anthony me verzekert dat een eenzame uitvaart altijd opnieuw wennen is. Een van de dragers fluistert dat het de geschikte moment is voor het gedicht. Joke gaat aan de urne staan, en de rest schuifelt dichterbij zodat de harde wind ons niet belet om haar woorden te horen. Ze moet het papier waarop het gedicht staat stevig vasthouden.
U heeft geleefd, uw voeten zijn gegroeid,
raakten de aarde aan, tot ze verbaasd om
wat niet wilde op de plankjes van de rolstoel
bleven staan. Uw handen tastten naar uw tas
waarin uw wereld en uw zakdoek zat,
uw ogen naar de man die ooit dichtbij u was,
naar wie u hielpen, naar het licht dat u begroette.
Waar u nu ook mag zijn waar u niet bent,
we zullen weten dat u heeft geleefd en liefgehad
en dat daar de gordijnen open moeten.
Na het voorlezen vouwt Joke van Leeuwen het papier op en één voor één groeten we een laatste keer de urne. Een van de dragers stelt ons in een rijtje langs de weide op, waarna hij behoedzaam het gras opstapt en de asse uitstrooit. De wind doet onze ogen prikken. Aan de overzijde van de weide zie ik dat een andere uitvaart in gang wordt gezet. Het contrast is groot tussen de stoet van dertig mensen die achter de wagen wandelen, en het rijtje van zes die mevrouw J.V.L. naar haar laatste rustplaats brengen. Wanneer de drager met de lege urne terugkeert krijgt de wind een korte opstoot, tilt het stof uit het gras.