Meneer M.R. was geboren op 24 augustus 1937 in Hamme (Oost-Vlaanderen). Hij is gestorven in het Cadix-ziekenhuis in Antwerpen op 13 januari 2025. De uitvaart vond plaats op donderdag 6 februari 2025 om 13:15 aan de strooiweide De blauwe regen op begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen. Dichter van dienst was Joke Van Leeuwen.
Meneer M.R. woonde in een flat van de sociale huisvestingsmaatschappij Woonhaven diep in het oude Borgerhout. De straat is, in de namiddag dat ik ernaar toe fiets, wegens wegenwerken zowat afgesneden van de andere straten. Geen kat te zien. In de verte hoor ik heel even joelende kinderen en een schoolbel waarna stilte. Een basisschool wat verderop. Als ik aanbel bij de buren wordt al snel opengedaan. Een vrouw in een rolstoel moet op de knop gedrukt hebben om de algemene glazen voordeur te openen. Als ik in de hal sta, komt ze me tegemoet. Ze woont op het gelijkvloers en ja, ze heeft meneer M.R. gekend. Het is te zeggen, niet persoonlijk, maar ze weet dat hij woonachtig was in dit gebouw en dat hij gestorven is.
Ik word bijzonder hartelijk uitgenodigd in haar salon. De dame heeft smaak. Niet alleen is ze zelf bijzonder verzorgd maar ook haar woonkamer is mooi ingericht en gezellig. We praten over haar ziekte - hoe te leven met maar één been - en hoe belangrijk het is goed omringd te zijn. Zij heeft goeie contacten, zegt ze, met haar zus, een vriendin. Ik zie veen soort van jeugdig enthousiasme ondanks de pijn, de ziekte, het ongemak van een rolstoel. Ik kan haar leeftijd niet inschatten.
Als ik opnieuw een poging waag om het over meneer R. te hebben, zegt ze, dat een schoonmaakster alarm heeft geslagen toen ze bij het aanbellen bij meneer R. niet binnen werd gelaten. Ze had meteen de juiste reflex om de politie en de ambulance te verwittigen. Meneer R. lag te bed en kon er op eigen kracht niet meer uit. Meneer R. is kort daarop in het ziekenhuis gestorven.
De buurvrouw herhaalt wat een stille, introverte man hij was, dat hij natuurlijk wel eens een babbeltje aanging. Een persoonlijk gesprek werd het echter nooit. Ze raadt me aan contact op te nemen met D., sociaal assistente en werkzaam bij de huisvestingsmaatschappij.
Als ik diezelfde dag naar de sociaal assistente bel, krijg ik een warme stem aan de lijn. Blijkt dat ze niet veel meer weet dan de buurvrouw omdat ze pas aan het werk is in het bedrijf. Ze betreurt dat ze miet kan helpen en geeft me een telefoonnummer door van mogelijks een vriendin van meneer R., die J. heet. Zo staat in zijn dossier. En ook bezorgt ze me nog het nummer van een andere sociaal assistent die al langer in dienst is.
Ik probeer maar krijg geen verbinding met J. De sociaal assistent die me de dag daarop terugbelt ter opvolging van mijn oproep op zijn voicemail, verontschuldigt zich. Ook hij kan met de beste wil van de wereld niet meer vertellen dan dat de schoonmaakster, gealarmeerd, de ambulance heeft opgebeld.
Ik verwittig Joke dat mijn zoektocht niets heeft opgebracht als het gaat over het leven zelf van meneer R., zijn persoonlijk verhaal is zoals ik hier en nu moet inschatten, vervlogen. Joke mailt terug dat ze zich dan wel zal 'redden'.
Op donderdag 6 februari vertrekken we stipt om 13:15 naar de strooiweide. Onze voorganger is een man die een eigen uitvaartbedrijf runt maar die nu collegiaal inspringt voor de eenzame uitvaart van meneer M.R.. Het is ontzaglijk druk de laatste tijd in de uitvaartsector, zo geeft hij aan. Het is voor hem de eerste keer dat hij een eenzame begeleidt naar zijn laatste rustplaats.
Bij aankomst groeten we de urne op de zuil. De chauffeur legt mijn roos op de urnebus. Ik heet de kleine kring welkom en vertel dat er geen familie gevonden is van meneer R. en dat er geen contactpersoon is doorgegeven in het ziekenhuis. Het moet zowat het kortste overzicht zijn sinds lang. Ik nodig Joke uit haar gedicht voor te dragen.
Maar bij Jokes derde regel verlaat de voorganger discreet de ceremonie na een kort signaal op zijn telefoon, neem ik aan. Omdat we niet weten wat er aan de hand is, besluiten we te wachten tot hij terug komt. En inderdaad, niet veel later voegt de voorganger zich weer bij ons in het gezelschap van een jonge vrouw. Het blijkt D. te zijn, de jonge sociaal-assistente met wie ik even gesproken heb enkele dagen geleden. Zij heeft zich net gemeld in de aula Aster, vlakbij onze plaats van vertrek. We moeten haar in een verschil van een paar minuten misgelopen hebben.
Het hoeft geen betoog hoeveel deugd het doet als iemand onverwacht op komt dagen. Ik heeft D. van harte welkom, stel voor dat we onze sobere ceremonie gewoon opnieuw beginnen. En zo gebeurt.
Dan volgt hier het gedicht van Joke dat ze voor een tweede maal vandaag luid en helder voordraagt:
u met uzelf alleen, een kamer
waar in waaiend stof uw
huidcellen belandden - u die
afwezig leek maar weet had
van bestaan - en wij die naar dit
assegrasveld kwamen noemen
hier luid de naam aan u gegeven
aanwezig - even
Het gedicht raakt aan een diepe essentie van het bestaan, in alle kracht en eenvoud die het uitstraalt. En ontroert. Na de uitstrooiing van de as neemt ieder van ons nog een moment van stilte, waarna een laatste buiging ter ere van de overledene.
Als afscheidswoord houd ik eraan D. nog eens uitdrukkelijk te danken voor haar komst. Samen met Joke keert ze terug naar de uitgang. Ik wacht in het wandelpad aan de strooiweide, zo spreek ik af met de voorganger. Een tweede uitvaart zal immers dadelijk van start gaan.
Vreselijk, zo moederziel alleen moeten eindigen…
Bedankt, Yella en Joke, om er toch voor deze meneer te zijn