Mevrouw A.H. was geboren in Stekene (Oost-Vlaanderen) op 27 april 1939. Zij overleed in woonzorgcentrum De Zavel in Antwerpen op 26 juli 2025. Haar uitvaart vond plaats op dinsdag 12 augustus 2025 om 11:30 op begraafplaats ’t Schoonselhof, ter hoogte van de strooiweide De Wingerd. Dichter van dienst was Max Greyson.
Tijdens mijn telefoongesprek met een medewerker van wzc De Zavel verneem ik dat er ter nagedachtenis van de overledene een plechtigheid plaats heeft gehad op de afdeling waar ze woonde. Op mijn vraag of iemand me een beeld kan schetsen van wie A.H. geweest is, wordt me beloofd dat een teamverantwoordelijke me zal mailen.
En zo vind ik diezelfde dag nog een bericht in mijn mailbox. Het bericht bevat hoofdzakelijk het scenario dat was opgesteld voor de plechtige nagedachtenis in het wzc. Blijkt dat A.H. al twaalf jaar in De Zavel woonde, wat het gemiddelde aantal jaren dat iemand verblijft in een woonzorgcentrum opvallend overtreft.
A. was dan wel geboren in Stekene, ze was er echt ‘eentje van ’t stad’, lees ik. Ze woonde haast haar hele volwassen leven in de ‘Seefhoek’. Dat is een van de oudste wijken in Antwerpen. Aanvankelijk was de Seefhoek een aantal straten om en rond de Lange Beeldekensstraat waar vele gezinnen woonden van wie de kostwinners werkten in de haven of aan de spoorlijnen. De wijk groeide uit tot een superdiverse buurt waar beroemdheden als Vincent Van Gogh, La Esterella , Willy Vandersteen en Panamarenko hebben gewoond en ook talloos vele bekende Vlamingen als acteur Michael Pas en zanger/troubadour Tourist LemC.
A.H. luisterde graag naar muziek. Ze bleek onder meer een grote fan van ABBA. In het wzc stond ze bekend als een lieve rustige dame, die wat op de achtergrond bleef. Maar toch kenden heel wat mensen haar. Voor groepsactiviteiten paste ze liever, tenzij het om snoeperijen ging. Voor zoetigheden mocht je haar altijd wakker maken: zoet beleg op de boterham, ijsjes, pannenkoeken. Daarnaast hield ze van een wandeling, steevast in de namiddag in de gang, of met de rolstoel naar buiten, naar haar oude buurt.
Stilaan nam de drang af om op te staan, te wandelen, naar de cafetaria af te zakken. Nadat ze ongelukkig ten val was gekomen en met een breuk in het ziekenhuis had gelegen, vertoefde A. bijna uitsluitend op haar kamer. Op 26 juli ’s middags had ze gevraagd aan een zorgkundige om even bij haar te komen zitten, wat ook prompt werd opgevolgd. Enkele uren nadien is ze in haar slaap overleden. ‘We zullen je missen’. Zo eindigt de plechtigheid die in het wzc heeft plaatstgevonden.
Het is dinsdag 12 augustus en we hebben drie eenzame uitvaarten verzorgd deze ochtend. De temperatuur buiten is inmiddels gestegen tot ruim boven de 30 °. Ik zit in de hal van de aula, samen met Max, de dichter die net is toegekomen voor de laatste uitvaart van vandaag . We laten ons een beker fris water welgevallen. M. van het uitvaartcentrum stopt me een suikerwafel toe. Tijdens de vorige uitvaart voelde ik mijn benen wat slapjes worden. Maar klokslag half 12 kan de uitvaart van mevrouw A.H. zonder problemen beginnen.
Aan de urnezuil stellen we ons in een kring op: behalve Max de dichter en ikzelf zijn dat uiteraard M. als de voorganger en N. de chauffeur die ook de asuitstrooiing voor zijn rekening neemt. Hij is een nieuwe collega van het uitvaartcentrum. Vandaag neemt hij voor het eerst deel aan de eenzame uitvaarten.
Nadat M. iedereen nu officieel welkom heeft geheten, vertel ik kort over mijn bevindingen bij het voorbereiden van het afscheid van mevrouw A.H. Ik herhaal dat haar medebewoners en het personeel van De Zavel hun plechtigheid afgesloten hebben met de woorden we zullen je missen. Waarop Max uitgenodigd wordt om het gedicht voor te dragen dat hij voor A.H. heeft geschreven:
We hoeven niet te weten wie u wekte, hoe uw stem
Zich een eerste keer boog, welke weg uw vingers volgden
Om over de oneffenheden van het platteland
Naar de stad te trekken, we hoeven niet te weten
Op welke plekken u stilstond of aarzelde
Waar u naar boven keek en waar u viel
(uw kalme tred klinkt nog steeds langs onze kamers)
We hoeven niet te weten welke straten u vertrouwde
Op welke hoeken u naar ons keek en ons behoedde
Voor het botsen en het vluchten
(het trage applaus van uw voetstappen door de gang)
We hoeven niet te weten van wie u leerde te geloven
In uzelf, of hoe het rauwe uit een gezicht te wrijven
(in uw blik ligt iets dat barst en iets dat heelt)
We hoeven niet te weten waar uw zwak voor zoetigheid ontstond
En wanneer de muziek het luidst klonk in uw hoofd
(u hoeft niet te spreken, uw gezelschap zit als gegoten)
In de naweeën van de verzen van Max waaieren mijn gedachten uit van de lange gangen in het wzc naar de zeer lange Lange Beeldekenstraat. En terug.
Op aanwijzingen van M. strooit N. de as uit. Bijzonder discreet weet M. hem in te wijden, in het ritueel van de eenzame uitvaarten en in praktische dingen zoals het kiezen van de ‘beste’ plaats op de weide om de as uit te strooien. Een uitvaartbegeleider heeft daar oog voor.
Ik leg een roos naast de asresten, buig, tezamen met de andere aanwezigen, een laatste keer. Intussen jaagt de temperatuur die hoog kan opklimmen op zo’n vlakte als een strooiweide ons naar het schaduwrijke pad dat ons naar de uitgang leidt. Maar niet voor ik de nieuwkomer N. nog zeg, terwijl we handen schudden, dat hij geboren lijkt voor het vak.
Zoiets ziet men immers meteen.