Meneer R.W. was geboren in Brasschaat op 29 december 1958. Hij is gestorven op de palliatieve afdeling van ZAS, Sint-Jozef in Mortsel op 17 juli 2024. De uitvaart vond plaats op dinsdag 6 augustus 2024 om 10:30 op strooiweide De blauwe regen, begraafplaats ’t Schoonselhof in Antwerpen.
Meneer R.W. had een broer en twee zussen, zo is door het OCMW teruggevonden in het rijksregister. De familieleden zijn per brief op de hoogte gebracht van het overlijden van meneer maar op de dag dat de opdracht in mijn mailbox valt, had niemand zich gemeld.
R.W. was een achttal weken geleden opgenomen in het ziekenhuis. En wel na een telefoon van de thuishulp: dat het op zijn appartement echt niet verder kon, dat hij niet voor zichzelf kon zorgen. Er was sprake van verregaande verwaarlozing. Bovendien had de longkanker hem in een wurggreep.
De verpleegster die me te woord staat op de palliatieve afdeling van het Sint-Jozefziekenhuis in Mortsel vertelt dat er behalve een broer en twee zussen, ook een zoon zou zijn, mogelijks ook kleinkinderen, die R. nooit gezien heeft. Dat er een breuk moet geweest zijn binnen de familie. Jaren geleden al.
R.W. was heftruckchauffeur geweest in een bedrijf van ijzerwaren en metalen in Aartselaar. Na zijn pensioen ging het snel bergaf met hem. Als niemand naar hem omkeek, waarom zou hij zich dan moeten verzorgen? Zo leek hij te denken. Zelf, als eerste, de telefoon nemen om broer of zus te bellen, was voor hem onbespreekbaar, vertelt de verpleegkundige. Jawel, hij kon koppig zijn. Maar op de palliatieve afdeling wende hij snel, dankbaar voor alle aandacht en de goede zorgen die hij daar alsnog gekregen heeft. Al bij al een goeie gast hoor, zo zegt de verpleegster nog.
Het valt me op hoe rustig en beminnelijk de vrouw vertelt over de overledene. En ook dat ze tijd voor me maakt terwijl ik onaangekondigd op de afdeling binnengevallen ben. Bij mijn afscheid drukken we elkaars hand stevig. Het moet gezegd, mocht er geen palliatieve zorg geweest zijn, en geen alerte thuisverpleegster, dan was R. wellicht dood gevonden geweest in zijn appartementje. Ik durf niet te bedenken hoe lang zijn lichaam daar dan zou gelegen hebben. Ik neem me voor de buurt waar hij het laatst heeft gewoond, te gaan bezoeken.
Twee dagen later op het Sint-Jansplein bel ik aan bij de buren. Een man in een zwart marcelleke opent zijn raam vanop de tweede verdieping en vraagt waarvoor het is. Hij schrikt, wist niet dat R. gestorven was.
Hij bevestigt dat het pensioen meneer R.W langzaam maar zeker de das heeft omgedaan. De blauwe zakken (voor PMD) die hij wekelijks buiten zette, logen er niet om, oppert de man. Hij bedoelt wat hoeveelheid drankblikjes betreft. Jaren geleden hadden er een paar familieleden aangebeld, een ruzie brak uit en R. had later tegen de buur gezegd: die moeten hier niet meer binnenkomen. Er zou een nichtje geweest zijn op wie R. erg gesteld was. Maar ook zij, nooit gezien of gehoord.
Af en toe vallen er seconden stilte tussen ons. De buurman lijkt na te denken. Gaat dan verder met wat hij kwijt wil. R. huurde het dakappartement maar de meubels waren van de vorige huurder. Of R. dan ergens anders een inboedel had, wist de buurman niet. Hij vermoedt dat ook de huisbaas nog niet weet dan R. gestorven is. Ik meen te zien dat hem dat eigenlijk verontrust.
R. was iemand van weinig woorden. Hij heeft nog een paar vrouwen over de vloer gehad maar geen een is gebleven. Aldus de buurman. Zorg goed voor jezelf, zeg ik hem voor ik wegfiets en hem toewuif.
Op de dag van de uitvaart, dinsdag 6 augustus, zie ik een wat oudere en een wat jongere man staan dralen ter hoogte van aula Aster aan parking 2. Zou het voor de uitvaart van R.W. zijn?
Dat blijkt te kloppen. De man stelt zich voor als een ‘soort van schoonbroer’, de jongere man is zijn zoon, zegt hij. De schoonbroer zegt dat een van de zussen van R.W. op komst is, samen met haar partner maar dat ze zich vergist had. Ze staat in de Schoonselhofstraat of zoiets, zegt hij. Maar als ik de straat intik op Google maps, blijkt die niet te bestaan. Hoe dan ook, na wat heen en weer contact met de man blijkt de zus de weg gevonden te hebben.
Bij aankomst lichten Max en ik toe hoe we te werk zijn gegaan en wat precies de uitvaart inhoudt die we gepland hebben. De zus vertelt dat ze lang getwijfeld heeft om naar de uitvaart te komen. Ze wilde vooral vermijden geconfronteerd te worden met haar zus, zegt ze.
De stoet bestaat nu uit, behalve de voorganger en zijn collega, de zus en haar partner, de schoonbroer en zijn zoon, Max en ik. Het is altijd troostrijk als er familie, andere relaties - soms totaal onverwachts - opduiken bij een eenzame uitvaart.
Na het welkomstwoordje van de voorganger die iedereen alvast bedankt voor zijn of haar komst, leest Max zijn gedicht voor:
Daar
in een wijk
onbewoonbaar van aard
waar u weerbarstig kluizenaar was
tussen de onderduikers
de geblutste blikken
met gestremde troost
op de drempel van uw huis
daar stond u sterk als steen
en toch kruimelde u
door iedereens vingers heen
een verhaal in weinig woorden
niemand weet hoe u keek
hoe u wilde worden gezien
hoe onzichtbaar u bleef
Hier
op het gras
dat u beweegt
waar we elkaar voor het eerst
en voor het laatst ontmoeten
voorbij de tastbaarheid
van uw geschiedenis
op de rooilijn van dit ogenblik
tussen zijn en verdwijnen
in het toevluchtsoord
van ons geheugen
hier staan we sterk
met onze adem ingehouden
een knik van herkenning
een gewelfde groet
In de enkele minuten stilte die op het gedicht volgen, laat iedereen de toch wel indringende woorden bezinken: de rooilijn van dit ogenblik
De as waaiert zachtjes uit in het gras. De voorganger nodigt ieder van het groepje uit om, naar eigen behoefte en ingeving, een laatste buiging te maken, een laatste saluut te brengen of een woord te fluisteren aan de overledene R.W.
En zo gebeurt.
Na het ritueel moeten de mensen van het uitvaartcentrum vertrekken, naar een andere uitvaart op een andere begraafplaats. Max en ik praten wat na met de familie van R.W. Het laat zich moeilijk uitleggen waarom de dingen gelopen zijn zoals ze zijn gelopen. Hoe het contact zo arm, zo onmogelijk, geworden is.
De zus van meneer R.W. vraagt of ze het gedicht na kan lezen ergens. Max geeft haar zijn papieren kopie. Ik leg haar uit dat ze op de website van De Eenzame Uitvaart het gedicht en ook het verslag na kan lezen als ze dat wil. Max en ik nemen afscheid, schudden handen, wensen de nabestaanden van R.W. veel sterkte toe.
Uw gedichten zijn altijd zo passend, met genoeg afstand en respect, en toch genoeg empathie voor steun en nabijheid. Altijd opnieuw vindt u het tere evenwicht in bewoordingen die voor eenieder toegankelijk zijn.
Tijdens de covidpandemie (geen eenzame uitvaart) schreef u een mooi, treffend afscheid voor mijn tante, ik kon het aan de hele familie laten lezen, en iedereen vond haar erin terug, een waardevol geschenk. Dank u.