Meneer M.L. was geboren in Merksem op 11 maart 1970. Hij is gestorven in het wzc Vinck-Heymans in Antwerpen op 25 december 2024. Zijn uitvaart heeft plaatsgevonden op vrijdag 17 januari 2025 om 11:00 in het Schoonselhof in Antwerpen.
Na vele weken van een monotone druilerige en grijze lucht schijnt vandaag een dunne winterzon en de temperaturen flirten met het vriespunt. Er woedt een griepepidemie in het land. In de hal merk ik dat iedereen een mondmasker draagt. Behalve de griep zijn er ook veel patiënten met rsv, verneem ik van de medewerker die ik vraag naar informatie over meneer L. Hij verwijst me door naar mevrouw V.H. . Zij staat te praten met een groepje mensen in de hal. Ik spreek met haar af dat ik haar na de middag opbel. Ze schrijft haar mailadres en telefoonnummer in mijn notitieboekje dat ik altijd bij me heb als ik verhaal ga halen ter voorbereiding van een eenzame uitvaart.
Na de middag, aan de telefoon hoor ik een aarzeling in de stem van mevrouw H., ze wil discreet zijn, zegt ze, over het verleden van de man. Hij is geconfronteerd geweest met een verdwijning en moord op zijn kinderen - mogelijks zijn pluskinderen, dat is niet helemaal duidelijk – zowat dertig jaar geleden. Die gruwelijke gebeurtenis is hij nooit te boven gekomen. Ik verzeker mevrouw H. dat het de bedoeling is om sereen en waardig afscheid te nemen van de overledene, dat ik graag verwerk in mijn verslag wat nog de kracht, de betekenis van de laatste levensfase is geweest. En dat ik dichter Max Greyson wil informeren opdat zijn gedicht een passend afscheid zou zijn.
Meneer L. was opgenomen op 6 december en op 25 december is hij gestorven. Dat betekent dat hij maar negentien dagen in het wzc verbleven heeft. Het gaat om een plotse maar natuurlijke dood, begrijp ik. Meneer L. had in zijn laatste weken veel last van angstaanvallen. Hoe dichter de datum naderde van de verdwijning van de kinderen, hoe vaker de angstaanvallen terugkwamen. Het kwam erop aan, zo legt de medewerker van het wzc uit, om meneer L. zo goed mogelijk bij te staan, om zijn ademhaling te helpen reguleren, hem zodoende te kalmeren. Soms betekent een hand op een schouder veel meer dan een gesprek, voegt mevrouw H. er zachtjes aan toe.
Meneer L. was tweemaal getrouwd en tweemaal gescheiden. Hij was magazijnier geweest, had gewerkt bij de vuilkar in Antwerpen en daarna bij de groendienst. Hij was een man van ’t stad, zoals wij zeggen. Al was hij geboren in Merksem en had hij tien jaar in Hoboken gewoond. Meneer L. was geen groepsmens, dat niet, maar hij was altijd heel beleefd en vriendelijk. Als filmfanaat verdiepte hij zich graag in zowel hedendaagse films als klassiekers, alsof hij daarin zichzelf wat kon verliezen, of zichzelf kon vergeten. Het liefst zat hij in zijn kamer die uitkeek op de tuin van het wzc. Die tuin sluit aan op het parkje bij ons in de buurt. Ik kwam er vroeger vaak met mijn zoon, en nu ben ik er geregeld met mijn kleinkinderen, ze kunnen er fietsen, er is ook een speeltuin en een zandbak. Wellicht heeft meneer L. er af en toe kinderen zien en horen spelen. Hij hield van de kleine, dagdagelijkse dingen van het leven en het stukje natuur zo dichtbij zijn laatste woonplaats moet hem nog veel deugd hebben gedaan.
Later bij wat opzoekwerk rond de verdwijning van de kinderen in Antwerpen, begrijp ik dat meneer L. de pluspapa was van beiden en dat hij in die tijd uit de spotlights bleef. Er moet nog een derde kind zijn, een intussen uiteraard volwassen zoon, maar het contact met hem is verloren gegaan.
Op de dag van de uitvaart is het weer koud, grijs en miezerig. Max is ziek, een stevige verkoudheid. We houden een goeie meter afstand – dat hebben we van corona geleerd – en stappen wat stilletjes achter de rouwwagen naar de strooiweide. Bij aankomst leg ik de oranje-gele roos die ik heb meegebracht naast de urne op het urnezuiltje waarrond we plaats hebben genomen. Bij het welkomstwoord vertel ik Stefan, Max en de chauffeur die ook de as zal uitstrooien, over mijn gesprek met de lieve dame van het wzc. We houden kort een stilte aan. Max leest daarna zijn gedicht voor meneer M.L. rustig, gedragen voor:
Aan het eind, zo blijkt
hebben we samen omhoog gekeken
al wisten we het niet van elkaar
en zullen we nooit praten
over wat ons ertoe dreef en dat het moment
ons zo weergaloos zou verenigen
zonder angst zonder reserve
Want wij – ja wij – hebben alles
weerloos vol van waarde gemaakt
hoe banaal het grandioze
hoe rijk het alledaagse
En al leek het soms alsof we buiten beeld
enkel op onszelf waren aangewezen
en spaarzaam werden aangeraakt
kon niemand ons het moment onthouden
waarin we samen omhoog keken, aan het eind
‘Weerloos’ moet meneer L. zich wel heel vaak gevoeld hebben. We luisteren naar Max’ rustgevende stem, allen met het hoofd gebogen. Tot bij die laatste regel. Dan is het alsof, in een reflex, mijn hoofd zich opricht. Zodat ik de grijze lucht wel in mòet kijken, hoe leeg de hemel zich ook aan me voordoet.
Later schiet het door me heen, hoe krachtig woorden soms binnenkomen. Max’ gedicht moet, bij mij althans, die opwaartse blik hebben uitgelokt.
We sluiten de ceremonie af met een laatste buiging. Ik leg mijn roos neer naast de uitgestrooide as waarnaar het lichaam van meneer L. is teruggekeerd. En ik fluister: ‘rust nu maar, meneer L.’
Mr Greyson,...U hebt de pakkende woorden geschreven die ikzelf nooit heb
gevonden bij het afscheid van een dame in een, helaas, volledig gelijkaardige situatie als mr. L.(kinderen)
Dank U daarvoor....